Bij het zien van de worsten en hammen aan het plafond van de keuken is het leuk om wat meer te vertellen over het roken als conserveringstechniek. Daar is echter wat basiskennis voor nodig. Op één van de plattegronden van het huis staat een ‘rooksolder’ ingetekend. Dat was een extra aanleiding om meer informatie te zoeken en een verhaal te schrijven over roken als conserveringsmethode.
Conserveren
Er zijn heel veel manieren om voedsel te conserveren, maar de essentie is dat micro-organismen gedood worden of dat ervoor wordt gezorgd dat de micro-organismen zich niet kunnen vermenigvuldigen. Door vlees of vis te roken, droog je het uit. Micro-organismen hebben vocht nodig om te overleven, dus door drogen worden de micro-organismen gedood of wordt hun groei vertraagd.
Het ontstaan van de rooktechniek
Roken is een conserveringstechniek die al in de prehistorie werd gebruikt om voedsel te bereiden en te bewaren. Ze werd vroeger door de arme bevolking en de boeren gebruikt om in de winter over voedsel te kunnen beschikken. Het roken van vlees en vis vergt kennis van de producten die gerookt worden en van het proces. Elk product heeft zijn eigen rooktijd en rooktemperatuur. Bovendien kan je de smaak beïnvloeden door de keuze van het hout voor het vuur en door het gebruik van kruiden tijdens het proces.
Koud en warm roken
Bij het roken wordt het voedsel in een afgesloten ruimte gehangen met weinig zuurstoftoevoer, zodat de vlammen, van bij voorkeur smeulend hout, gedoofd blijven. Door over het vuur zaagsel of mot te strooien (warm roken) of door er water overheen te sprenkelen (koud roken) gaat het smeulen en ontstaat er rook. De ruimte waarin gerookt wordt kan verschillende temperaturen hebben. Als er warm gerookt wordt (temperatuur van 40 tot 110 graden), wordt het eten meteen ook gegaard. Bij koud roken (25 tot 40 graden) gaat het alleen om de houdbaarheid.
Geef een reactie