Het is koud op Amerongen, bitter koud. Het is in jaren niet zo koud geweest. Nou ja, als Godard Adriaan het zegt, misschien is het in Bremen nog wel kouder, vooruit dan maar. Maar het heeft de afgelopen nacht op Amerongen zo hard gevroren dat het ijs meer dan een halve voet dikker is geworden. Meer dan 15 centimeter erbij dus. Ideale schaatsomstandigheden, maar daar staat Margaretha’s hoofd niet naar. De vissen in de gracht, dat is haar grote zorg! Ze heeft twee man aan het werk gezet om de bijten in de gracht open te houden zodat de vissen het overleven. Als die aan het ene eind klaar zijn met hakken, is het andere eind al weer dichtgevroren en kunnen ze opnieuw beginnen.
[rec. 27. Dito]
Ameronge den
16 deesem 1676Mijn heer en lieste hartge
uhEd mesiefve vande 9 deeser is mij behandicht,
en beklaechge deselfve in deese felle koude, geloof
het daer vrij felder is als hier, hoewel de vorst
ons so hart aen stast alse in Eenige ijaeren her=
waert heeft gedaen, t heeft hier deese nacht
meer als Een halfve voet dickte gevroore ent
water kontiniweert noch te valle, so dat ick
voor onse vis inde grafte vrees, twee mense hebbe
gestadich en heelen dach werck te bijten als
sijt opt, Een ent open hebbe leijt het opt ander
weer toe, veel kleijne vis stef sterfter die int
bijten aent ijs blijft hange, maer als noch weijnich
groote, [ick laet vermidts hier geen sijn, Een modder]
De winter van ‘76
Buisman citeert deze brief van Margaretha in ‘Duizend jaar weer, wind en water’ als bron voor de koudegolf van december 1676. Twee weken lang houdt deze strenge vorst aan. En niet alleen in Amerongen: zo is de trekvaart van Haarlem naar Leiden dichtgevroren.
Margaretha doet haar uiterste best om de vis te laten overleven. Ze wil een baggeraar uit een veengebied laten komen om kuilen in de gracht uit te baggeren. De vissen hebben in de diepte meer overlevingskans. Ze doet alles wat ze kan, maar er zijn grenzen en bovendien ‘heb ock wercks genoech de kindere warm te houde’.
[groote,] ick laet vermidts hier geen sijn, Een modder
man wt t veen koomen om te sien of hij geen
wije kuijlle sou konne wt haelle om de diepte
te hebbe daer de vis haer in kost berge, in soma
ick doe al wat ick kan, moet het voort op geefve
heb ock wercks genoech de kinderen warm te houde
Het dak
Ondertussen wordt er nog steeds gewerkt aan het huis. De leidekkers zijn bezig met het solderen van de loden goten rond het huis, dat hebben ze vandaag af. Dan moeten ze verder met het dichten van de openingen tussen de verschillende daken op het huis maar dat is ook maar werk voor een dag of twee. Verder is er voor de rest van het jaar weinig te doen. Schut en Rietvelt zijn naar Amsterdam.
gude leijdeckers sijn noch beesich int soudeere vande
loode goote die buijten omt huijs legge krijgense
vandaech gedaen, dan moetense de kille voortdicht maecken dat ock in Een dach al twee sal gedaen
sijn, aende rest is niet geleege, dat kan sose segge geen
schade doen, salder dan laete wt scheijde tot het
voor ijaer want tis schande so weijnich alse doen
gisteren is schut en riet velt vertrocke en naer
Amsterdam gegaen, [de teijckenin die hier neffens]
Weer tekeningen
Schut heeft voor zijn vertrek nog een tekening van de voorburcht gemaakt die Margaretha met haar brief meestuurt. Van Ginkel is van mening dat de voorburcht vierkant moet worden en heeft de tekening al bekeken. Schut was het daarmee eens en nu moet Godard Adriaan er maar eens naar kijken. Eigenlijk moet hij het ook zelf ter plaatse komen bekijken voordat er iets gedaan kan worden. Alles is nu opgeruimd en het is indrukwekkend. Van Ginkel is enthousiast, hij vindt het ‘seer manifijck en fraeij’.
[Amsterdam gegaen,] de teijckenin die hier neffens
gaet heeft schut voor sijn vertreck gemaeckt daer
de seekretaris uhEd hier nefens bericht van doet ,
de heer van ginckel die gistere weer naer Middach
is gegaen deese teijckenin gesien hebbende vintse wel
goet maer oordeelt dat het voorburch behoorde vier
kant inde haeck te koome, het welcke schut hetselfe
aengeweese sijnde heel goet keurde, uhEd belieft
sijn speekulasie daer op te neemen, daer is tijt ge
noech toe want daer kan mijns oordeels al heel
niet in gedaen worde voor uhEd het selfs op de
plaetse siet, nu het nieu geboude huijs opgeruijmt is
geeft het Een groote ruijmte en vindt den heer van
ginckel het seer manifijck en fraeij, [met de meule]
De molen
Margaretha heeft nog weinig tijd gehad voor de molen, maar ze gaat er achteraan. Ze zal informeren of ze de betaling in termijnen mag doen en dan beginnen met duizend gulden. Minder kan niet, want ‘die mense sijn so arm als Jop en worde van haer schuldenaers van alle kante overvalle’. Die duizend gulden zullen dus direct naar de schuldeisers gaan en mogelijk eindigt de molenaar en zijn gezin dan alsnog, zoals de Bijbelse Job1Job 2, op de mesthoop. Want Margaretha gaat op zoek naar een andere molenaar. Schut en Rietvelt hebben de molen, de rosmolen en het huis al geïnspecteerd en naar hun oordeel gaan de reparaties zo’n 400 ducatons kosten.
[ginckel het seer manifijck en fraeij,] met de meule
naer heb ick noch geen tijt gehadt sint het ontfang
van uhEd brief te spreecke sal sien hoe ickt daer
meede maecke en oft op termijne sal konne ver=
=kocht worde, altijt geloof datter Een duijsentgul
tot betaeline vande Eerste paeij sal moeten sijn
want die mense sijn so arm als Jop2Job 1:21 en worde van
haer schuldenaers van alle kante overvalle, ick heb
de wint en rosmoolle van schut en rietvelt laete besiendaermen om de wint en rosmoolle met het huijs
in gebruijcklijcke reeperaesie te brenge noch wel
bijde vier hondert duijcketons aen te koste sal
moeten hangen, dat is over de 1200f, Een goede
moolenaer geloofve wij wel krijge sulle alstmaer
so verde is, [den heer van wellant heeft aen mij ge=]
Foute vrouw
Margaretha heeft een brief gehad van neef Welland met het verzoek om een goedkeuring van pater familias Godard Adriaan voor zijn huwelijk. Zijn toekomstige vrouw is immers intelligent en niet onbemiddeld. De dame in kwestie is Eleonora Constantia van der Meijden. Ze is niet van adel en ze is weduwe, maar dat zijn geen zwaarwegende bezwaren tegen het huwelijk. Wat dan wel? Eleonora heeft zich door haar eerste echtgenoot laten schaken. Ze is dus zonder goedkeuring van haar ouders getrouwd en dat schandaal is algemeen bekend. ‘Ick heb hem geantwoort niet te konne begrijpen dat hij geen meer ambijsie heeft als so een vrou [….] te neemen die onder sijn kondijsij is, daer hem Godt met so veel aensienlijcke middelen heeft geseegent’. Kortom, Welland, kun je nu echt niets beters krijgen? Maar Margaretha vreest dat ‘het al te verde gekoomen is’.
[so verde is,] den heer van wellant heeft aen mij ge=
schreefve versoeckt ick bij uhEd soude intersideere
dat sijn geinklineerde houlijck beliefde goet te
vinde also sij Een Persoon van seer groot verstant
en middelen is , ick heb hem geantwoort niet
te konne begrijpen dat hij geen meer ambijsie
heeft als so Een vrou behalfve andere reedene
te neemen die onder sijn kondijsie is, daer
hem godt met so veel aensienlijcke middelen
heeft geseegent, en versocht hij hem wel wilde
bedencken Eer hij hem hier verder ingaesgeert
op dat hem niet berout alst te laet sal sijn
, maer naert segge vande werlt die daer inde
haech so wel als te wttrecht den mont vol van
hebbe, vrees ick dat het al te verde gekoome is
, nu ick wilt beste hoopen, [opt geene de heer van]
Klein nieuws
Prins Willem is terug uit Zeeland en viel in Den Haag met zijn neus in de boter: een rel in de kerk waardoor hij genoodzaakt was om drie predikanten te schorsen. Van Ginkel heeft hem in Den Haag nog gesproken en kreeg een geruststellend bericht over zijn salaris. Geldproblemen alom….
In haar postscripten doet Margaretha nog de groeten van ‘ons kleijn geselschap’. Ze heeft Godart Adriaans brief van 12 december ontvangen en maakt daar nog even snel wat opmerkingen over. Maar ‘de post staet te vertrecke’, adieu voor vandaag!
al ons kleijn geselschap tot godert in kluijs preese
teere haere dienst aen groote papa
- 1Job 2
- 2Job 1:21