Margaretha kan haar geluk niet op! Ze heeft de brief ontvangen die Godard Adriaan haar op 1 mei heeft gestuurd en het ziet er eindelijk naar uit dat hij thuis komt! En er zijn genoeg zaken waar Margaretha haar man dringend bij nodig heeft.
Mijn heer en lieste hartge seedert mijne laeste aen uhEd heb ick die vande selfve vande Eerste deeser ontfange, sien met blijschap daer wt de hoope die hij heeft om sijn demissie in korte te sulle Erlange waer naer hartelijck verlange, hier sijn verscheijde dinge daer uhEd sijn ooch wel Eens bij diende te hebbe, [deselfe]
Het werk vordert gestaag
Godard Adriaan moet inmiddels de bouwmeester gesproken hebben, dus hij zal nu wel een beter beeld van de bouw hebben. Margaretha verwacht weinig van het hout uit Anholt, het is nog niet eens gehakt. De bouw vordert maar langzaam. De gewelven onder het grote salet en de torenkamer zijn ‘volkomentlijck gedaen’ en de werklui zijn nu bezig met de gewelven van de keuken. De eerste schoorsteen heeft een hardstenen lijst gekregen. De leidekker heeft de goten bekleed met lood en de naden van het dak met lood afgewerkt. Hopelijk kan hij nu verder gaan met het leggen van de leien.
Margaretha heeft de ossen die Godard Adriaan heeft gestuurd op de ‘beneedenste bolle’ laten zetten, nu het natuurgebied de Gravenbol. Daar is een ‘ongemeene schoone weij’ en dat is al te zien aan de ossen. Ze heeft Teminck nog zes ossen laten kopen, er was nog weide over. Ze hoopt dat ze met de ossen winst kunnen maken. Je hoort haar denken: elke cent is meegenomen! En ze heeft tabak laten planten. Het is groeizaam weer, maar er zijn weer beren op de weg. Het water stijgt en als dat zo doorgaat, lopen de uiterwaarden onder water. Dan moet er niet alleen voor de ossen een andere locatie gevonden worden maar ook voor het vee van andere mensen. De schippers zeggen dat het mee zal vallen en daar houdt ze zich maar aan vast.
de osse die uhEd heeft beliefve te sende gaen op de beneedenste bolle daer ongemeene scho- one weij leijt, en men al sien datse toeneeme, ick heb door teminck noch ses osse doen koope die hij mij vandaech heeft gesonde het stuck voor 46f dat niet allee mijns oordeels maer ock al diese sien heel goet koop vinde, wij hadde de weij noch over hoope de heere ons met het Een Ent ander geluck sal geefven, ick ben ock heel beesich met toeback te pooten daer wij heel schoon en groeij- saem weer toe hebbe, [maert water wast]
Tabaksplant of tabaksbloem, Anselmus Boëtius de Boodt en Elias Verhulst, 1595-1610. Collectie Rijksmuseum.
Een bruiloft bij Beusinchem
Van haar PS maakt Margaretha weer een allegaartje. Er is een bruiloft bij Beusinchem maar ze is van plan om maar één dag te gaan. Haar schoondochter, Ursula Philippota en Eleonora Sofie Bentinck gaan samen naar hun echtgenoten in het leger. En van de 3000 gulden zijn er 2000 onderweg naar Temminck in Amsterdam – maar dat wisten we al.
Het is koud op Amerongen, bitter koud. Het is in jaren niet zo koud geweest. Nou ja, als Godard Adriaan het zegt, misschien is het in Bremen nog wel kouder, vooruit dan maar. Maar het heeft de afgelopen nacht op Amerongen zo hard gevroren dat het ijs meer dan een halve voet dikker is geworden. Meer dan 15 centimeter erbij dus. Ideale schaatsomstandigheden, maar daar staat Margaretha’s hoofd niet naar. De vissen in de gracht, dat is haar grote zorg! Ze heeft twee man aan het werk gezet om de bijten in de gracht open te houden zodat de vissen het overleven. Als die aan het ene eind klaar zijn met hakken, is het andere eind al weer dichtgevroren en kunnen ze opnieuw beginnen.
[rec. 27. Dito] Ameronge den 16 deesem 1676
Mijn heer en lieste hartge uhEd mesiefve vande 9 deeser is mij behandicht, en beklaechge deselfve in deese felle koude, geloof het daer vrij felder is als hier, hoewel de vorst ons so hart aen stast alse in Eenige ijaeren her= waert heeft gedaen, t heeft hier deese nacht meer als Een halfve voet dickte gevroore ent water kontiniweert noch te valle, so dat ick voor onse vis inde grafte vrees, twee mense hebbe gestadich en heelen dach werck te bijten als sijt opt, Een ent open hebbe leijt het opt ander weer toe, veel kleijne vis stef sterfter die int bijten aent ijs blijft hange, maer als noch weijnich groote, [ick laet vermidts hier geen sijn, Een modder]
Een man bijt een wak om vissen te vangen, Fragment uit: IJsvermaak bij een stad, Hendrik Avercamp, ca 1620. Collectie Rijksmuseum.
De winter van ‘76
Buisman citeert deze brief van Margaretha in ‘Duizend jaar weer, wind en water’ als bron voor de koudegolf van december 1676. Twee weken lang houdt deze strenge vorst aan. En niet alleen in Amerongen: zo is de trekvaart van Haarlem naar Leiden dichtgevroren.
Margaretha doet haar uiterste best om de vis te laten overleven. Ze wil een baggeraar uit een veengebied laten komen om kuilen in de gracht uit te baggeren. De vissen hebben in de diepte meer overlevingskans. Ze doet alles wat ze kan, maar er zijn grenzen en bovendien ‘heb ock wercks genoech de kindere warm te houde’.
[groote,] ick laet vermidts hier geen sijn, Een modder man wt t veen koomen om te sien of hij geen wije kuijlle sou konne wt haelle om de diepte te hebbe daer de vis haer in kost berge, in soma ick doe al wat ick kan, moet het voort op geefve heb ock wercks genoech de kinderen warm te houde
Interieur met kinderen en vrouwen voor de haard toegeschreven aan Eugène François de Block, 1840 – 1842. Collectie Rijksmuseum.
Het dak
Ondertussen wordt er nog steeds gewerkt aan het huis. De leidekkers zijn bezig met het solderen van de loden goten rond het huis, dat hebben ze vandaag af. Dan moeten ze verder met het dichten van de openingen tussen de verschillende daken op het huis maar dat is ook maar werk voor een dag of twee. Verder is er voor de rest van het jaar weinig te doen. Schut en Rietvelt zijn naar Amsterdam.
gu de leijdeckers sijn noch beesich int soudeere vande loode goote die buijten omt huijs legge krijgense vandaech gedaen, dan moetense de kille voort
dicht maecken dat ock in Een dach al twee sal gedaen sijn, aende rest is niet geleege, dat kan sose segge geen schade doen, salder dan laete wt scheijde tot het voor ijaer want tis schande so weijnich alse doen gisteren is schut en riet velt vertrocke en naer Amsterdam gegaen, [de teijckenin die hier neffens]
Weer tekeningen
Schut heeft voor zijn vertrek nog een tekening van de voorburcht gemaakt die Margaretha met haar brief meestuurt. Van Ginkel is van mening dat de voorburcht vierkant moet worden en heeft de tekening al bekeken. Schut was het daarmee eens en nu moet Godard Adriaan er maar eens naar kijken. Eigenlijk moet hij het ook zelf ter plaatse komen bekijken voordat er iets gedaan kan worden. Alles is nu opgeruimd en het is indrukwekkend. Van Ginkel is enthousiast, hij vindt het ‘seer manifijck en fraeij’.
[Amsterdam gegaen,] de teijckenin die hier neffens gaet heeft schut voor sijn vertreck gemaeckt daer de seekretaris uhEd hier nefens bericht van doet , de heer van ginckel die gistere weer naer Middach is gegaen deese teijckenin gesien hebbende vintse wel goet maer oordeelt dat het voorburch behoorde vier kant inde haeck te koome, het welcke schut hetselfe aengeweese sijnde heel goet keurde, uhEd belieft sijn speekulasie daer op te neemen, daer is tijt ge noech toe want daer kan mijns oordeels al heel niet in gedaen worde voor uhEd het selfs op de plaetse siet, nu het nieu geboude huijs opgeruijmt is geeft het Een groote ruijmte en vindt den heer van ginckel het seer manifijck en fraeij, [met de meule]
Het algehele plan van het huijs te Amerongen met zijn tuinen en plantages, Anco Wigboldus, 1941. Collectie Kasteel Amerongen. Op deze afbeelding is de vierkante, maar scheef ten opzichte van het huis liggende voorburcht goed te zien.
De molen
Margaretha heeft nog weinig tijd gehad voor de molen, maar ze gaat er achteraan. Ze zal informeren of ze de betaling in termijnen mag doen en dan beginnen met duizend gulden. Minder kan niet, want ‘die mense sijn so arm als Jop en worde van haer schuldenaers van alle kante overvalle’. Die duizend gulden zullen dus direct naar de schuldeisers gaan en mogelijk eindigt de molenaar en zijn gezin dan alsnog, zoals de Bijbelse Job1Job 2, op de mesthoop. Want Margaretha gaat op zoek naar een andere molenaar. Schut en Rietvelt hebben de molen, de rosmolen en het huis al geïnspecteerd en naar hun oordeel gaan de reparaties zo’n 400 ducatons kosten.
[ginckel het seer manifijck en fraeij,] met de meule naer heb ick noch geen tijt gehadt sint het ontfang van uhEd brief te spreecke sal sien hoe ickt daer meede maecke en oft op termijne sal konne ver= =kocht worde, altijt geloof datter Een duijsentgul tot betaeline vande Eerste paeij sal moeten sijn want die mense sijn so arm als Jop2Job 1:21 en worde van haer schuldenaers van alle kante overvalle, ick heb de wint en rosmoolle van schut en rietvelt laete besien
daermen om de wint en rosmoolle met het huijs in gebruijcklijcke reeperaesie te brenge noch wel bijde vier hondert duijcketons aen te koste sal moeten hangen, dat is over de 1200f, Een goede moolenaer geloofve wij wel krijge sulle alstmaer so verde is, [den heer van wellant heeft aen mij ge=]
Margaretha heeft een brief gehad van neef Welland met het verzoek om een goedkeuring van pater familias Godard Adriaan voor zijn huwelijk. Zijn toekomstige vrouw is immers intelligent en niet onbemiddeld. De dame in kwestie is Eleonora Constantia van der Meijden. Ze is niet van adel en ze is weduwe, maar dat zijn geen zwaarwegende bezwaren tegen het huwelijk. Wat dan wel? Eleonora heeft zich door haar eerste echtgenoot laten schaken. Ze is dus zonder goedkeuring van haar ouders getrouwd en dat schandaal is algemeen bekend. ‘Ick heb hem geantwoort niet te konne begrijpen dat hij geen meer ambijsie heeft als so een vrou [….] te neemen die onder sijn kondijsij is, daer hem Godt met so veel aensienlijcke middelen heeft geseegent’. Kortom, Welland, kun je nu echt niets beters krijgen? Maar Margaretha vreest dat ‘het al te verde gekoomen is’.
[so verde is,] den heer van wellant heeft aen mij ge= schreefve versoeckt ick bij uhEd soude intersideere dat sijn geinklineerde houlijck beliefde goet te vinde also sij Een Persoon van seer groot verstant en middelen is , ick heb hem geantwoort niet te konne begrijpen dat hij geen meer ambijsie heeft als so Een vrou behalfve andere reedene te neemen die onder sijn kondijsie is, daer hem godt met so veel aensienlijcke middelen heeft geseegent, en versocht hij hem wel wilde bedencken Eer hij hem hier verder ingaesgeert op dat hem niet berout alst te laet sal sijn , maer naert segge vande werlt die daer inde haech so wel als te wttrecht den mont vol van hebbe, vrees ick dat het al te verde gekoome is , nu ick wilt beste hoopen, [opt geene de heer van]
Prins Willem is terug uit Zeeland en viel in Den Haag met zijn neus in de boter: een rel in de kerk waardoor hij genoodzaakt was om drie predikanten te schorsen. Van Ginkel heeft hem in Den Haag nog gesproken en kreeg een geruststellend bericht over zijn salaris. Geldproblemen alom….
In haar postscripten doet Margaretha nog de groeten van ‘ons kleijn geselschap’. Ze heeft Godart Adriaans brief van 12 december ontvangen en maakt daar nog even snel wat opmerkingen over. Maar ‘de post staet te vertrecke’, adieu voor vandaag!
al ons kleijn geselschap tot godert in kluijs preese teere haere dienst aen groote papa
Er zijn twee brieven van Godard Adriaan bezorgd! Wel allemaal een dag later dan gewoonlijk. Margaretha vermoedt dat de postbezorging langer duurt vanwege het vriesweer. Ondanks de vorst is het mooi en bovendien droog weer. Fijn, dan kunnen de werklieden tenminste doorwerken aan de dakgoten.
beijde uhEd aengenaeme vande 2 en 5 deeser heb ick ont fange, de briefve koome nu alle Een dach laeter alse pleechge1Plegelijk: in overeenstemming met gewoonte of gebruik, gewoon, gebruikelijk geloof het door de vorst toekomt, het vriest hier sterck doch is schoon en drooch weer dat hier op ons werck te weete int legge vande gooten ent soudeere2Solderen vande selfve datse vandaech hebbe begonne te doen heel wel komt en naer wensch is[, so heeft het]
Goddelijke zegen
Margaretha is erg dankbaar voor het mooie weer dat ze tot nu toe hebben gehad. Uiteraard moet God daarvoor bedankt worden. Margaretha bidt dat God nog even doorgaat met het geven van zijn Goddelijke zegen.
[te doen heel wel komt en naer wensch is,] so heeft het weer ons op alles tot deeser Eure toe gedient daer wij godt niet genoech voor konne dancke, en bidde dat hij daer voort sijnen godlijcke seegen toe wil geefe
Oude vrouw in gebed, bekend als ‘Het gebed zonder end’, Nicolaes Maes (1634–1693), olieverf op doek, ca. 1656. Collectie Rijksmuseum.
Liever kwijt dan rijk
Margaretha begint al die werklieden om zich heen ook wel een beetje zat te worden. Gelukkig zijn de timmerlieden en metselaars nu klaar. De timmerlieden had ze gisteren nog even aan het werk gezet. Al het hout moest bij elkaar gebracht en ergens opgeslagen worden. Margaretha heeft, op advies van Schut, de opdracht gegeven om het hout op de plekken neer te leggen waar het uiteindelijk moet komen te liggen. Dat is trouwens niet veel meer, dat hout. Er is zóveel voor de kap gebruikt! Maar nu zijn alle werklieden weg, en dat vindt Margaretha geen enkel probleem.
al de metselaers en timerlie hebben haer afscheijt en sijn afbetaelt, de metselaers al inde voorleedene weeck en de timerlie gistere, ick heb ock alt hout dat overich is van alle kanten bij Een laete brenge en in goede bewaerine laete legge, dat niet veel is, uhEd sal hem verwonderen datter so weijnich hout over is maert tis ongelooflijck wat hout der tot de kap gegaen is, alde deelle heb ick opt huijs Elck daerse legge moete laete brenge en legge, schut oordeelt datse daer beeter drooge sulle als onder de loots
en men kander sich nu noch mee van diene met over de booven kamers met gemack te konne gaen, ick kan niet segge hoeblijde ick ben al dat volck voor deese tijt vande hals quijt te sijn3Hoogstwaarschijnlijk bedoelt Margaretha hiermee het tegenovergestelde van de uitdrukking ‘iemand op de hals hebben’ (met iemand opgescheept zitten). Ofwel: ze is blij dat ze van de werklieden verlost is ben die gaste wel moede
Kelders onder de voorburcht
Schut is bezig onder meer de grachten te ontwerpen. De tekeningen krijgt Godard Adriaan binnenkort opgestuurd. Godard Adriaan heeft blijkbaar ook zijn mening gegeven over de kelders onder de voorburcht. Wat hij daar precies over geschreven heeft is onbekend, maar Margaretha is er in ieder geval erg mee in haar nopjes. Maar ze houdt nog wel een grote slag om de arm. Door het verhogen van de voorburcht zouden ze kelders namelijk wel waterdicht blijven, maar zouden de grachten en de ‘hoofve’, waarschijnlijk de binnenplaats, aanzienlijk lager komen te liggen. En dat zou problemen kunnen opleveren. Gelukkig heeft het geen haast; er hoeft niet op stel en sprong een beslissing genomen te worden.
hij schut is beesich om de teijckenin vande singels ent verdere te maecke het welcke uhEd met de naeste post sal toegesonde worde, uhEd konsiderarsie4Consideratie: overweging weegens de kelders ondert voorburch gevalle mij heel wel, maer vrees daer noch al speekulaesie5Speculatie: beschouwing op sule valle somige meene alst voorburch so veel gehoocht wort dat de kel= =ders die der onder soude koome water vrij sulle sijn, dat het Een mistant door dien de singels de hoofve ende steech so veel lager sou koome, sal geefven, dan daer is noch geen haest bij[, hoope uhEd Eerme]
Kasteel Beverweerd vanuit het zuiden, Cornelis Pronk, 1731. Collectie Het Utrechts Archief. De voorburcht lag altijd voor het kasteel, maar achter de poort. Aan de voorburcht lagen belangrijke bijgebouwen zoals bijvoorbeeld de stallen. Op deze tekening van Kasteel Beverweerd zie je links het kasteel en via de brug kom je op een ommuurd terrein met wat gebouwen: de voorburcht.
Hardsteen
Voordat Margaretha overgaat op een ander onderwerp, moet ze nog één ding kwijt over de bouw van het huis: het is fantastisch dat Godard Adriaan het hardsteen heeft aanbesteed en volgens de werkbazen was het ook nog eens heel goedkoop! Ze hoopt wel dat de opdracht van Godard Adriaan niet verlengd wordt; hij moet eens met eigen ogen zien hoe het loopt met de (her)bouw van zijn voorouderlijk huis.
[dan daer is noch geen haest bij,] hoope uhEd Eerme so verkomt weer hier en bijt werck sal sijn, dat uhEd de hartseen so trape als ander heeft aenbesteet is heel goet, en so de baesen hier oordeelen heel goet koop, dat uhEd weer nieuwe ordere sijn toe gesonde hoope niet dat de komissie sal verlenge want voorde soomer deselfve wel Eens sal diene hier te sijn[, bij ockasie dat de fabrijckmeester]
De een z’n dood is de ander z’n brood
Architect Daniël Stalpaert is overleden. Of Margaretha hem persoonlijk kende is niet bekend. Waarom stelt ze Godard Adriaan dan op de hoogte van zijn dood? Omdat Schut heeft gevraagd of Godard Adriaan een brief wilde sturen aan Gillis Valckenier, één van de burgemeesters van Amsterdam, om Schut aan te bevelen. Stalpaert was namelijk stadsarchitect van Amsterdam – een functie die speciaal voor hem gecreëerd was, en die Schut héél graag wilde overnemen. Margaretha verwijst naar de functie als ‘fabrieksmeester’, een benaming die voortkomt uit de naam van het stedelijk bouwbedrijf in de 17de eeuw: stadsfabriek. Schut aast dus op, zoals we het tegenwoordig zouden noemen, een functie als Hoofd Publieke Werken. Het mocht uiteindelijk niet baten; de functie bleef vacant. Pas in 1746 werd er weer iemand aangesteld als stadsarchitect van Amsterdam.
[hier te sijn,] bij ockasie dat de fabrijckmeester van Amsterdam genaemt stalpert6Daniël Stalpaert doot is ver= soeckt onse Meester henderick schut dat uhE hem door Een brief aende burgemeester valckenier7Gillis Valckenier
beliefde te reeckomandeere tot de vakante plaets van fabrijckmeester van die stat geloof het hem wel diene sal en kan tot noch toe niet sien of hij is Een vroom Eerlijck man
Neef Welland heeft een brief aan Godard Adriaan verstuurd en heeft de inhoud kennelijk met Margaretha gedeeld. Margaretha is er nog al ontdaan van, al wordt niet duidelijk waarom. Ze begrijpt niet hoe een man van aanzienlijke stand zo diep kan zinken. Ze vreest dat ze nu wel moet geloven wat er over hem gezegd wordt, namelijk dat hij het meeste van zijn verstand uit boeken heeft. Wat neef Welland ook heeft geflikt, Margaretha had het nóóit van hem verwacht. Ze hoopt dat hij zich bedenkt en dat hij de goede raad die hij krijgt opvolgt.
nu moet ick segge in lange ijaeren niet meer ge= supreeneert8Supprimeren (?): Verdrukken te sijn als in den brief vande heer van wellant aen uhEd geschreefven, ist mooge= lijck dat Een man van kondijsie9Conditie: Van aanzienlijke stand tot sulcken ver val kan koomen, hier wt sou ick wel moete geloofe het geene van hem geoordeelt wort dat is dat sijn meeste verstant dat hij heeft hij wt de boecken halt ick beken Evenwel dit van hem noijt verwacht te hebben had altijt gedocht hij meer Ambijsie had nu sien ick wij op geen vriende Eenige staet konne maecken, doch wil noch hoope hij hem sal bedencke en goeden raet volgen[, de heer van ginckel die]
Uil met bril en boeken, Cornelis Bloemaert (II) (vermeld op object), ca. 1625. Collectie Rijksmuseum.
Het salaris van Van Ginkel
Zoon Van Ginkel ligt overhoop met de Gecommitteerde Raden van Holland; ze willen Van Ginkel niet het geld geven waar hij als commissaris-generaal recht op heeft. Ze betwisten zelfs de Staat van Oorlog! Hij is naar Den Haag vertrokken om te eisen waar hij recht op denkt te hebben. Hij neemt ook een door Godard Adriaan aan Welland gerichte brief mee. Als hij dan toch in de Hofstad is, kan hij die brief mooi persoonlijk aan Welland overhandigen. Margaretha is erg benieuwd naar diens reactie. Dan nog even terug naar het salaris van Van Ginkel: zoonlief heeft via via gehoord dat raadpensionaris Fagel er debet aan is dat hij tegengezeten wordt. Margaretha heeft hem aangeraden Gebrandt Sas van den Bossche in de arm te nemen. Ze maakt zich wat zorgen om de daadkrachtigheid van haar zoon.
[t qaelijcks koomen,] de heer van ginckel is ver witticht dat den heere raet pensionaeris hem in sijn verkreegene tracktement soude teegen sijn, het welcke niet kan geloofven, doch heb hem geraede dat hij den heere sas10Gerbrandt Sas van den Bossche inde arm soude neeme en voort alle meddelen11Middelen die te be dencke sijn soude gebruijcke, dit moet voorde komste van sijn hoocheijt die noch in seelant is afgedaen worde, wat aengaet het traech schrijfve vande heer van ginckel daer heeft uhE gelijck in, ick secht hem dickmaels, ock schijnt dat hij wat schu schrupeloos12Schrupeloos: twijfelmoedig is om sijn hooch in somige saecke veel aen te spreecke of moeijlijck mee te valle[, het wil met den]
Godard van Reede, Graaf van Athlone enz. Veldmaarschalk der Vereenigde Nederlanden, Jacob Houbraken, 1749-1754. Collectie Kasteel Amerongen. Meer over deze prent.
1
Plegelijk: in overeenstemming met gewoonte of gebruik, gewoon, gebruikelijk
2
Solderen
3
Hoogstwaarschijnlijk bedoelt Margaretha hiermee het tegenovergestelde van de uitdrukking ‘iemand op de hals hebben’ (met iemand opgescheept zitten). Ofwel: ze is blij dat ze van de werklieden verlost is
Margaretha is dolblij: ze heeft maar liefst twee brieven van Godard Adriaan ontvangen! Ze is blij om te horen dat steenhouwer Jan Prang aangekomen is in Bremen. Maar wat vindt Godard Adriaan nu van de tekeningen? Margaretha zit te wachten op antwoord.
Ameronge den 2 deesem 1676 [rec. 7. dito 1676] Mijn heer en liest hartge
gister heb ick uhEd aengenaeme vande 25 en vandaech die vande 28 pasato ontfange, tis mij lief ijan prang wel is overgekoomen, nu verlanckt mij hoe uhEd al het overgesondene so teeckenine als ander aenstaet, en wat daer op sal reesolveere, [aengaende het verhoochge]
Druk, druk, druk
Bovendien ze wil aan de slag met de groentetuin. Ze wil de koolhof ophogen met aarde en zand en Van Ginkel wil daar ook nog fruitboompjes poten. Het werk aan het kasteel vordert. De metselaars zijn klaar met de bogen in de kelder maar de timmerlieden hebben nog wel een paar dagen werk. Het lood is aangekomen en de leidekker is bezig om het in de goten te leggen. Het werd hoog tijd.
[op sal reesolveere,] aengaende het verhoochge vande kool hof achter den bloem hof, soot sulcken vriesent weer blijft sulle wij met den Eerste daer aengaen en sant en Aerdt daer in laete brenge, de heer van ginckel heeft geseijt te wille sien dat hij Eenige vande kleijne fruijt boomtges die hem toegeseijt sijn, te krijge om daer in te pooten, de metselaers sijn gisteren alle wt ons werck gegaen hebbende al de scheijt boogen inde kelders gemaeckt dat Een groot werck wt de weech is, de timmerli hebbe noch wel acht dage werck, ijanhenderixs
den leijdecker is aent legge vant loot inde goote dat hooch tijt is gedaen te sijn, [gistere is]
Maar er zit Margaretha iets dwars, een heel ander onderwerp: de molen. De molenaar heeft schulden en hij moet de molen verkopen. De schuldeiser wil de molen laten veilen, maar Margaretha wil liever zelf bepalen wie de volgende molenaar wordt. De molenaar vraagt er vierduizend gulden voor. Een beetje veel, vindt Margaretha, hij heeft er zelf indertijd 700 gulden voor betaald. Goed, sinds die tijd is er wat aan vertimmert en hij heeft er een huis en een rosmolen bij gebouwd, maar zoveel bijzonders is dat nu ook weer niet. Margaretha heeft er drieduizend gulden voor geboden, dat is het wel waard, maar waar haalt ze het geld vandaan? Moeten ze een obligatie verkopen? Zou Godard Adriaan per omgaande zijn ‘sentimente’ op dit punt kunnen laten weten?
[dat hooch tijt is gedaen te sijn,] gistere is onse moolenaer hier bij mij geweest die seijt de moolen niet te konne houden ock heef kor= =neelis verweij die in verwin en wilse te koop veijlle tensijse uhEd niet wt de hant be= liefde te koope, nu de moolenaer preesen= =teertse ons te verkoope maer Eijster vier duijsent gul voor ick seij als hijder drij duijsent gul voor hadt dat hij heel wel toe sou koomen, die heeft hij der voor gelooft, en daer maer seeven hondert gul op betaelt , nu heeft hij der aen getimert Ent huijs dat niet veel bijsonders is geset ock de rosmoole so dat mijns oordeels alsmense voorde drije duijsent gul kost krijge het niet te dier sou sijn, maer waer koome wij aentgelt of most oblijgasie verhandelen, uhEd be= =lieft sijn gedachte hier Eens op te laete gaen en sijn sentimente met den Eerste te laeten weeten, [ick ben teegenwoordich]
Gezicht op het dorp Amerongen uit het noorden. A. Rademaker, ca 1725, gemaakt naar een voorbeeld uit 1620. Collectie Het Utrechts Archief.
Worst
Margaretha springt werkelijk van de hak op de tak in haar brief. Ze heeft varkens geslacht. Vier varkens die ze zelf heeft gemest en twee ‘eijckel verckens’, varkens die in het bos hun voedsel (zoals eikels) hebben gezocht. Ze is heel tevreden over zichzelf: het is haar beter afgegaan dan hopman Blanche. De kleindochters Pootge (Salomé Jacoba van drie) en Niera (Reiniera van vier) zijn al druk bezig met het maken van worst voor ‘groote papa’. Hij moet nu maar eens snel thuiskomen!
[te laeten weeten,] ick ben teegenwoordich ock int slachte van verkens heb vier van
ons Eijge gemeste en twee Eijckel verckens gesla die alle ses heel suijver en klaer gevalle sijn so dat mij slachte beeter als die vande heer hoop man1Hopman: Bevelhebber van zekere afdeeling (een vendel of compagnie) krijgsvolk of schutters: kapitein. Ze geeft Blanche regelmatig verschillende titels: Kapitein, Monsieur en nu Hopman… Zou ze Blanche gekscherend de bevelhebber van Godard Adriaan noemen? blansche2Isaäc de Blanche, in dienst van Godard Adriaan geluckt sijn, pootge en niera maecken al worst voor groote papa maer segge dat hij haest thuijs moet koomen, [Antge kijft op de groote bach]
Interieur met een vrouw die worst maakt, Jacques-Philippe Le Bas, 1747. Collectie: Rijksmuseum
Drukke kleintjes
Antge (Anna van zeven) is boos omdat ze kousen voor ‘groote papa’ wil breien maar ze heeft geen voorbeeld voor de juiste maat. Nu ze geen kousen kan breien, is ze van plan om een brief te schrijven aan ‘groote papa’. Hopelijk is hij daar ook tevreden mee. Het is duidelijk: Margaretha geeft haar kleindochters een opvoeding waarmee ze van alle markten thuis zijn. En misschien moeten ze ook wel helpen omdat Margaretha anders geen tijd heeft om brieven te schrijven. Fritsje is nog op Middachten dus Margaretha heeft geen nieuws over hem. De kleine Godertje is gezond en groeit goed, maar hij draagt een ‘bant’ om te genezen van zijn breuk en Margaretha is de enige die de ‘bant’ mag verschonen. Baby Agnes brengt ook de winter bij haar grootmoeder door en ze groeit als kool.
[koomen,] Antge kijft op de groote bachSophia Visbach, trouwe huishoudster van Margaretha dat sij haer geen hoosHoos: Min of meer nauw sluitende, langere of kortere bedekking van het been. van groote papa heeft gegeefve om naer te breije, hoopt teegens nieuwe ijaer Een brief aen groote papa te schrijfve daer sijt weer mee goet meent te maecken, hoet met fritsge gaen sal weet ick niet die is noch op Middachten, godertge is heel gesont en fris groeijt seer maer is wat vast inde bant die hem noijt af of aen gedaen wort om te verschoone als in mijn preesensie hoope hij met godts hulpe haest sal geneese, het jonste kint dat Angnis genaemt is naer de oude vrou van MeuweAgnes van Westerholt, grootmoeder van moeders zijde van Ursula Phlippota de groot moeder van vrou van ginckel gelijck uhEd int eerst van haer geboorte heb
geschreefve, groeijt ock heel wel, de heere wilse alle in sijne vreese laeten opwasse, [sijn]
Een meisje leert haar zusje breien Petrus Johannes Arendzen (vermeld op object), 1856 – 1900. Collectie Rijksmuseum.
Winter
Het gaat een koude winter worden. Margaretha laat alle dagen bijten in het ijs in de gracht hakken zodat de vissen het overleven. Maar ‘al wat God belieft moete wij verwachte’. En op die berustende noot besluit Margaretha haar brief.
[naer Middachte,] het vriest hier sterck ick laet alledaechge inde grafte bijten om de vis te behoude, soot schijnt mochten Wij wel Een harde winter hebbe, al wat god belieft moete wij verwachte, inwiens heijlige bescherminge uhEd beveelle en blijfve Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor vrou van
Landschap met figuren die een wak maken op een bevroren vaart, Andreas Schelfhout, ca. 1825 – ca. 1829. Collectie Rijksmuseum.
1
Hopman: Bevelhebber van zekere afdeeling (een vendel of compagnie) krijgsvolk of schutters: kapitein. Ze geeft Blanche regelmatig verschillende titels: Kapitein, Monsieur en nu Hopman… Zou ze Blanche gekscherend de bevelhebber van Godard Adriaan noemen?