Mijn heer en lieste hartge

Persoon: Witt (Cornelis de)

Enerverende tijden

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 30 juni 1667 Amerongen
Ontvangen Godard Adriaan van Reede
Lees hier de originele brief

Eindelijk weer in Amerongen! Margaretha is met haar zoon en de hoogzwangere Philppota aangekomen. Ze maakt zich nogal zorgen, want het is Philippota’s eerste zwangerschap en ‘ze loopt nogal op het eind’. Tegenwoordige is een bevalling eigenlijk alleen een roze wolk en vergeten we voor het gemak alle minder aangename zaken die er omheen hangen. Tot in de twintigste eeuw was de dood in het kraambed één van de belangrijkste doodsoorzaken van vrouwen. Vooral bij het eerste of tweede kind was de kans op overlijden hoog. Gelukkig komt ook Philippota’s moeder naar Amerongen: met twee ervaren vrouwen moet het lukken. Toch voel je Margaretha’s zorgen.

Brieffragment over de zwangerschap van Philippota

Amerongen den 30 ijuin 1667

Mijn heer en lieste hartge

gistere avont sijn wij met de vrou van ginckel en
onse soon hier gekoomen het welcke mijns oordeels
tijt is wantse begint al heel pijnlijck te gaen hoe
wel naer haer reeckenin sij noch wel ontrent
Een maent of vijf weecke sal moeten gaen nu
sij hier is ben ick so veer gerust en moete wij met
paesijensie1Patientie: geduld afwachte wat de heer almachtich
ons geefven sal, de vrou van Middachte2Margaretha van Leefdaal, moeder van Ursula Philippota sal so
se seijt binne veertiendaege volge en ock hier koome
ick sal met godt wel sorchge drage voort doope
vant kint en wat daer toe dient, wij doen noch
dagelijcks ons beste ontrent de Persoon vande vrou
van ginckel dan dewijlle sij so opt leste van haer
dracht is moete wijt al met diskreesie in alles gaen
ick hoop noch als het beste, [hierkoomende ontfan]

Als alles maar aankomt

Met Godard Adriaan gaat het goed en daar is Margaretha zeer verheugd over. Het tinnen servies is overgekomen, maar het schilderij van Cromwell sukkelt nog een beetje. Margaretha hoopt dat dat eindelijk is aangekomen, net als de goede tijding over de vloot! Margaretha maakt niet veel woorden vuil aan de tocht naar Chatham. Ze gaat ervan uit dat Godard Adriaan de officiële verslagen wel binnen zal krijgen. Maar Admiraal van Ghent en de Ruwaard van Putten (Cornelis de Wit) verdienen volgens Margaretha alle eer.

Brieffragment over brieven, tin en Cromwell
Brieffragment over de tocht naar Chatham

ick hoop noch als het beste, hierkoomende ontfan
ge ick u uhEd schrijfve vande 21 deeser tis ons
van harte lief daer wt te sien uhEd welvaerent
heijt hoope het selfve lange sal kontiniweere ,
tis goet dat uhEd het tin Entelijck heeft ont
fange doet mij leet dat de selfve daer so lange
meede ontrijft is geweest dan dat is nu over
de schilderij van kromwel hoope ick niet dat
so lange onderweechge sal sockelen maer dat

uhEd die nu al heeft, alsmeede de goede tijdin
van onse scheeps vloote , die ick niet twijfele of
sal uhEd de pertikulaerijteijte daer van
wt den haechge geschreefve sijn waer toe mij
reefereere uhEd kan dencke hoe men hier daer
in verheucht is, hier heeft den Admirael gent
en de ruwert van putte geen kleijne Eere in
geleijt, de heer die hier voor gedanckt moet sijn
wil onse wapenen voort seegenen en geefve
wij nu te beeter tot Een gewenste vreede
moogen geraecken, [ick heb hier de heer sij]

Tekening van een oorlogsschip met een bijzonder rijkversierde achtersteven. Bovenin is het wapen van Engeland te herkennen dat door een Leeuw en een Eenhoorn gedragen wordt. De masten zijn niet afgemaakt. Onder de afbeelding staat De Royale Charles. Lange 170 Wijt 42 voet.
Schip de Royal Charles, Abraham Storck, 1672. Collectie Rijksmuseum

De dood van de prinses

Thuis is verder alles goed, het is niet zo droog als op Middachten en Margaretha kan nu aan de slag met de opdracht van Godard Adriaan: de muur repareren en de gracht uitgraven. Ze eindigt de brief met de dood van de vrouw van de keurvorst: Louise Henriette van Oranje, de oudste dochter van Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Louise Henriette was kort te voren nog bij haar moeder in Den Haag geweest, dus dat bedoelt Margaretha waarschijnlijk met de moeilijke reis. Kort voor haar dood schreef Louise Henriette: ‘ik heb wel geen reden om naar mijn dood te verlangen; ik bemin de keurvorst, mijn heer, hartelijk en zo ook mijn lieve kinderen; maar ik wil gaarne mijn God gehoorzaam wezen’. Louise Henriette was de oermoeder van de Brandenburgse en Pruisische vorsten en uiteindelijk de Duitse keizers. Margaretha zou trots geweest zijn, als ze geweten had dat een nazaat van Louise Henriette nog anderhalf jaar in haar kasteel zou wonen.

Brieffragment over de dood van de keurvorstin.

ick kan niet segge so bedroeft ick en meest
alle mensche om de doot vande goede keurvors
tin van brandenburch ben, sij most noch
voort lest van haer leefve hier so melankolijck
den heelle winter sitte en so Een moijlijcke reijs
hebbe, dit gaet onse kindere in haer affaerees
ock teegen, dan de wil des heere moet geschie
de in wiens heijlige bewaerine uhEd beveele
en blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff en
dieners M Turnor

In het midden staat de keurvorst met een grote bos lanf krullend haar een brokaten gewaard en een hermelijnenmantel. Rechts naast hem zijn vrouw in een zwart fluwelen jurk die afgezet is met hermelijn. Op haar schoot heeft ze een naakte baby die naar zijn broer gewend is die naast hen staat. Aan de andere kant van de keurvorst de beoogde troonopvolger Karl Emil die een podium beklimt met de kroon in zijn handen. Op de achtergrond twee pilaren met daar tussen een fluwelen gordijn. Boven aan het schilderij de drie jong gestorven kinderen van het stel als engeltjes: een jongetje en een tweeling.
Keurvorst Friedrich Wilhelm von Brandenburg (1620-1688) met zijn eerste echtgenote Louise Henriette van Oranje-Nassau (1627-1667), hun zonen Karl Emil (1655-1674) en Friedrich (1657-1713) en de kort tevoren geboren Ludwig (1666-1687). Collectie: Stiftung Preußische Schlösser und Gärten Berlin-Brandenburg.
  • 1
    Patientie: geduld
  • 2
    Margaretha van Leefdaal, moeder van Ursula Philippota

Pamfletten: vileine geschriften en blauwe boekjes

Margaretha Turnor laat weinig los over waar ze de informatie in de brieven aan haar man vandaan heeft. Maar aan de manier waarop ze gebeurtenissen beschrijft, herken je verrassend vaak de betogen uit de pamfletten die tijdens het Rampjaar verschenen.

In 1672 verschenen in de Republiek maar liefst 1600 verschillende pamfletten. Een groot deel daarvan was samengesteld door burgers en ging over de ‘verraders’ Johan en Cornelis de Witt. De Franse opmars was zo ontzettend snel gegaan, er moest wel verraad in het spel zijn! Zo dachten veel burgers tenminste…

Een marskramer leest, staande op een ton, voor uit een papier aan een menigte dorpelingen die om hem heen staat.
Marskramer die pamfletten verkoopt, Hendrik Potuyl, ca. 1630 – ca. 1640. Collectie: Rijksmuseum.

Pamfletten

De term ‘pamflet’ werd in de 17e eeuw nog niet gebruikt. Wat we nu een pamflet noemen werd toen een ‘blauwboekje’, ‘paskwill’ of ‘libelle’ genoemd. Er bestaat eigenlijk nog steeds geen echte definitie van de term ‘pamflet’. Over het algemeen is het een gedrukte tekst die inspeelt op de (politieke) actualiteit. Hierbij is het de bedoeling om mensen te overtuigen van een politiek standpunt. Johan de Witt negeerde dit type drukwerk gewoonlijk. Toch vond hij het op 20 juli 1672 nodig om op de beschuldigingen te reageren. Corrupt, dat was hij niet! De Witt gebruikte zelf ook een pamflet om zich te verdedigen en de beschuldigingen te weerleggen. De pamfletten uit het Rampjaar 1672 waren vaak ontzettend fel, stonden vol nepnieuws, hekelden doorgaans Johan de Witt en consorten en bejubelden Willem III.

Verraders

Regelmatig verwezen pamfletten naar het vermeende verraad van de legerleiders en de regenten. Staat en militie hadden ernstige reputatieschade opgelopen. Volgens één pamflet had De Witt ‘zijn vrient Mombas1Jean Barton de Montbas’ naar het Tolhuis gestuurd ‘om de Francen niet alleen over te laten; maer haer de wegh te wijssen’. Margaretha had ook iets dergelijks vernomen: Montbas zou met de vijand gecorrespondeerd hebben en de vijand hebben gewezen op het zwakste punt, het punt waar het Franse leger de opmars over de Rijn het best kon inzetten.

Voorpagina van een pamflet met de tekst: Appendix, Ofte Staert van den GROOTEN en WITTEN DUYVEL. Waer inne mede Verbotenus is geinsereert De Sententie van den Krijghs-Raedt over den Verrader MOMBA gewesen, met de Missive daer over by sijn Hoogheyt den Heer Prince van Orangien aen Haer Ho: Mog: de Staten Generael geschreven.  ANNO M.DC.LXXII
Een pamflet over de ‘verrader Montbas’. ‘Grooten’ verwijst naar ambassadeur Pieter de Groot, de zoon van Hugo de Groot. ‘Witten’ verwijst naar Johan de Witt. Collectie Merle Lammers.

De straat op!

Pamfletten waren vooral succesvol als ze bevestigden wat een groot deel van de bevolking tóch al dacht. Uitgevers, auteurs en drukkers van pamfletten speelden dan ook gretig in op het idee dat er verraad in het spel zou zijn. De drukpersen draaiden overuren. De naam van de Prins van Oranje galmde door de straten. Boze burgers riepen op tot de benoeming van de Prins van Oranje tot stadhouder: ze vonden dat hij naast legerleider ook stadhouder moest worden.

Portret van een man met lange donkere krullen en een grote neus in een harnas. Hij staat naar rechts gedraaid en kijkt ons ietwat droevig aan. Zijn linker hand ligt op een helm, in zijn rechterhand heeft hij een commandostok. Een hond kijkt verlekkerd naar de stok.
Portret van Willem III (1650-1702), prins van Oranje, Willem Wissing (manier van), 1680 – 1710. Collectie: Rijksmuseum.

Op 6 juni 1672 schrijft Margaretha al dat er zeer slecht over sommige regenten wordt gesproken. Ze hoopte dat het leugens waren. Elf dagen later schrijft Margaretha dat er in verschillende steden oproeren uit waren gebroken. In dezelfde brief schrijft ze dat ze geruchten had gehoord dat Johan de Witt een grote som geld naar Venetië had overgemaakt. Een vergelijkbare beschuldiging lezen we in een pamflet. Daarin wordt een gesprek tussen een pasteibakker en iemand met de naam Brant afgedrukt. Volgens dit pamflet had De Witt het land aan Frankrijk verkocht, ‘’t welck Venetien getuygen kan’. Het volk ging de straten op, schrijft Margaretha op 17 juni 1672, ‘en roepe niet ander als van veraet en dat ons lant verkocht is’. De regenten moesten maar eens bewijzen dat ze niet behoorden tot diegenen die het land aan de vijand hadden willen overgeven, vond het volk. Onder druk van oproerige burgers werd Willem III op 4 juli 1672 stadhouder van het hele gewest Holland, vier dagen later gevolgd door de benoeming tot stadhouder van West-Friesland. De Oranjegezinden staan aan het roer.

Een verslagen raadpensionaris

Margaretha had haar buurman in Den Haag zien lopen, schrijft ze in haar brief van 17 juni 1672. Raadpensionaris Johan de Witt zag er zo verslagen en neerslachtig uit, ‘dat een ijder verwondert is hem te sien’. Dat is ook niet zo gek, gezien de beschuldigingen aan zijn adres. Op 21 juni wordt er zelfs een aanslag op De Witt gepleegd. Niet veel later verschijnt een brief die de raadpensionaris aan de Staten van Holland heeft geschreven in druk, in de vorm van een pamflet. In haar brief van 25 juni 1672 schrijft Margaretha over de aanslag. Het is zeer goed mogelijk dat ze haar man de gedrukte brief van De Witt stuurt, want ze schrijft ‘Het reijnkonter dat de raetpensionaeris heeft gehad, sal uhEd ut dit neefensgaende sien‘.

Energiek verdedigt een zwaan haar nest tegen een hond. Het gevecht werd in latere eeuwen politiek geduid: de witte zwaan werd opgevat als de in 1672 vermoorde staatsman Johan de Witt, die Holland verdedigt tegen zijn vijanden. Met die interpretatie kwam het schilderij in 1800 als eerste aankoop in de Nationale Kunstgalerij (de voorloper van het Rijksmuseum) terecht.
De bedreigde zwaan, Jan Asselijn, ca. 1650. Collectie: Rijksmuseum.

De gebroeders De Witt als zondebok

In augustus wordt Cornelis de Witt gearresteerd. Hij wordt beschuldigd van het beramen van een moordaanslag op Willem III. Margaretha schrijft dat Cornelis op 9 augustus 1672 van de kastelenij op het Binnenhof naar de Gevangenpoort is overgebracht. De positie van Cornelis’ broer Johan was als gevolg van de haatcampagne onhoudbaar geworden: de raadpensionaris was gedwongen af te treden. Op 20 augustus werd de uitspraak bekend: Cornelis werd verbannen, zijn goederen werden geconfisqueerd en hij moest opdraaien voor de proceskosten. De sententie werd meteen bekend gemaakt en verscheen in een razend tempo in druk. Een woedende menigte verzamelde zich na de bekendmaking van de uitspraak bij de Gevangenpoort. Wat er daarna gebeurde, is bekend… Over de moord op de gebroeders De Witt zijn helaas geen brieven van Margaretha bewaard gebleven. Het is onbekend of ze in deze periode wel brieven heeft geschreven, al lijkt er in ieder geval een brief van 2 september 1672 te missen.

Meer weten over pamfletten?

Femke Deen, David Onnekink, Michel Reinders, ‘Pamphlets and Politics: Introduction’ in: Femke Deen, David Onnekink en Michel Reinders eds., Pamphlets and Politics in the Dutch Republic (Leiden-Boston 2011);

José de Kruif, Marijke Meijer Drees en Jeroen Salman eds., Het lange leven van het pamflet. Boekhistorische, iconografische, literaire en politieke aspecten van pamfletten 1600-1900 (Hilversum 2006);

Michel Reinders, Gedrukte chaos: populisme en moord in het rampjaar 1672 (Amsterdam 2010).

  • 1
    Jean Barton de Montbas

Beklemmende stilte

Vandaag 350 jaar geleden vond één van de gruwelijkste moorden in onze vaderlandse geschiedenis plaats: de moord op de gebroeders De Witt. Van deze periode zijn er geen brieven van Margaretha. Heeft ze niet geschreven omdat het te verschrikkelijk was? Zijn de brieven niet aangekomen? Of heeft haar man de brieven niet bewaard?

Missende brieven

De laatste brief was op 16 augustus, de volgende brief die we hebben is van 6 september. In die brief geeft ze zelf aan dat haar vorige brief van 2 september is, maar die zit niet in het archief. Margaretha kennende heeft ze met elke post geschreven en dat is twee keer per week. In theorie zouden er dus brieven van 20 augustus, 23 augustus, 27 augustus en 31 augustus moeten zijn voor de brief van 2 september.

Ook de aanvoer van brieven van haar man loopt spaak in deze periode. Op 10 september klaagt ze dat ze er nu al vier posten (momenten dat de post uit Duitsland aan kwam) geen brief van haar man was.

Persoonlijke betrokkenheid

Het is jammer dat al die brieven missen, want de moord op Johan en Cornelis de Witt moet hard aangekomen zijn bij de familie. Vrienden waren ze zeker niet en politiek stonden ze absoluut niet op één lijn. Maar Johan de Witt was wel hun buurman op de Kneuterdijk. Godard Adriaan had zakelijk ook veel met De Witt te maken als diplomaat voor de Republiek. Als één van de aanjagers van de moord viel al snel de naam van Van Nassau Zuylestein: hun buurman in Amerongen

Plattegrond van het centrum van Den Haag. Rechtsonder het binnen hof. Links daarvan het buytenhof met de doorgang naar de plaats erboven. Boven de doorgang zit de gevangenpoort. Bovenaan de plaats een laan met aan weeszijden bomen. Dat is de kneuterdijk.
De Plaats in Den Haag met in de rode cirkel het huis van Johan de Witt, in de blauwe cirkel het huis van de Van Reedes, in de groene cirkel de Gevangenpoort en in de gele cirkel de galg waar de De Witts levenloze lichamen na de lynchpartij werden opgehangen. Kaart: Joan Blaeu (1698). Collectie Gemeentearchief Den Haag

De Kneuterdijk

Het huis, dat Margaretha geërfd had van haar oom lag op de hoek van de Plaats en de Kneuterdijk (zie kaartje hieronder). Het lag midden tussen de gebeurtenissen van die 20e augustus. Als ze hier geweest was, had ze gezien hoe Johan de Witt ’s ochtends met zijn knecht en klerken naar de Gevangenpoort snelde, waar Cornelis gevangen zat. Het was nog rustig. Snel nadat hij de Gevangenpoort in gegaan was, werd het drukker en rumoeriger. Eén van de klerken ging terug na Johans huis. Hij wilde na een uur met de koets weer naar de Gevangenpoort, maar het was inmiddels een echt opstootje geworden en hij werd er niet doorgelaten.

De sfeer was in eerste instantie nog gemoedelijk. Er waren burgers, maar ook een deel van de Oranjegezinde schutterij had zich richting de Plaats begeven. Als tegenreactie werd de cavalerie opgetrommeld. Inmiddels moet het op de Plaats een drukte van belang geweest zijn, waar steeds openlijker om de dood van de gebroeders De Witt geroepen werd. Tegen drie uur trekt de cavalerie weg, omdat er opstandige boeren aan de poorten van de stad zouden staan.

Luiken dicht

Als Margaretha in Den Haag geweest was, had ze er waarschijnlijk voor gezorgd dat op dit moment de luiken veilig dicht waren. De kans dat de rellen op plunderen uit zouden lopen was groot, daarvan had ze voorbeelden in Amsterdam en Utrecht gezien.

Brede straat met wat hoge bomen. Het eerste huis links is twee verdiepingen hoog en meer dan tien ramen breed. Daarachter een huis met een fronton, daarvoor staat een koets. Verderop staat op de straat een pomp. Op straat lopen mensen en er staat een koets. De bomen staan vol in blad.
De Kneuterdijk met links het huis van de Van Reedes. Het huis met de koets ervoor is de woning van Johan de Witt, onbekende maker, ca 1690. Collectie Gemeentearchief Den Haag.

Margaretha was zelf waarschijnlijk niet in Den Haag op die 20e augustus. Het is het heel goed mogelijk dat er wel mensen in het huis aanwezig waren. Krap twee maanden hiervoor had Margaretha immers in de hectiek van de vlucht uit Amerongen, de sleutels van het Haagse huis aan dorpsgenoot Denijs Gerritse gegeven. Hij zou daar een veilig heenkomen kunnen zoeken met zijn gezin. Of ze nog in Den Haag waren weten we niet.

In het begin van haar brief van 6 september schrijft Margaretha wel dat ze terug is in Amsterdam. Ze is dus wel in Den Haag geweest, maar wanneer ze er was en hoe lang zullen we nooit weten. Waarschijnlijk is ze na 20 augustus naar Den Haag gegaan, om te kijken of er eventuele schade was aan hun huis.

Beklemmende stilte

We zullen ook nooit weten wat Margaretha vond van de gebeurtenissen. We kunnen ernaar gissen aan de hand van haar mening over andere gebeurtenissen. Margaretha vertrouwt haar gedachten over deze gruwelijke gebeurtenis niet toe aan het papier. Ze wist dat de kans groot was dat de post werd mee gelezen en er zaken doorverteld zouden worden. Bovendien was de situatie in de Republiek zo wankel, dat het maken van een expliciete keus voor of tegen, kon betekenen dat je binnenkort in het kamp van de vijand zat. Dat risico kon ze zich voor de carrière van haar man niet veroorloven.

Het kan ook zijn dat Godard Adriaan de brieven van direct na de moord heel bewust niet bewaard heeft. Ook dat zullen we waarschijnlijk nooit weten.

Een man met een merkwaardig soort muts op of een soort doek op zijn hoofd waar zijn oor onderuit steekt, houdt een vinger tegen zijn lippen. De tekening is in een medaillon. Bovenaan staat: Digito compesce labellum. Loqui ingorabit qui tacere nesciet. Onderaan staat: Harpocrates, Philosophus, Silentii Deus
Harpocrates (de god van de stilte), Jan Harmensz. Muller, 1630 – 1656. Collectie Rijksmuseum.

Inkwartiering

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 16 augustus 1672 Amsterdam
Ontvangen Godard Adriaan van Reede 21 augustus 1672 Hamburg
Lees hier de originele brief

Deze brief van Margaretha is kort, twee kantjes maar. Ze herhaalt nog even dat ze met de vorige post de kopie van de eisen van de Hertog van Luxemburg heeft doorgestuurd én een geborduurde ster die ze uit Den Haag heeft ontvangen. Waar die precies voor bedoeld is maakt ze niet duidelijk. Ondertussen is er nog eentje binnengekomen die ze nog even bewaart.

Burgemeester Nellesteyn was net bij haar en is net vertrokken, hij is net als veel andere Utrechters geheel vertwijfeld. Moet hij naar Utrecht terug, met het risico dat hij een eed aan de koning van Frankrijk moet afleggen? Of om die reden in Amsterdam blijven en dan gegarandeerd zijn bezittingen verliezen?

Onderhoud en Inkwartiering

Ondertussen blijkt dat het de Fransen ernst is met hun eisen ten aanzien van onderhoud van het leger én de inkwartiering van de soldaten.

Brieffragment over de inkwartiering

[laeten konfeskeeren,] so ick hoor persesteere
de franse noch bij haeren Eijsch1Houden de Fransen nog steeds vast aan hun eis van alle
maent hondert duijsent gulGulden tot onderhout
van haer melisie2Militie: leger tot 30000 man wt de provinsie van wttre3Utrecht
te wille hebbe, of willens daer in quartiere die

haer dan kost en dranck sulle moete geefven,

Het Franse bezettingsleger bestaat uit tienduizenden manschappen die allemaal gevoed en gehuisvest moeten worden, grotendeels op kosten van de provincie Utrecht, zowel in geld als in natura. In de eerste maanden kamperen er nog veel soldaten in tenten rond de stad Utrecht en op de Heuvelrug. In Woerden zitten soldaten in hutten van takken, zeil en beddengoed op de stadswallen. Officieren, vaak met eigen lakeien en koks, zijn ondergebracht bij rijke burgers. In Montfoort, Wijk bij Duurstede en Woerden zitten veel soldaten in de kastelen waar eerder Nederlandse garnizoenen gelegerd waren. Maar voor de winter bieden deze niet genoeg ruimte.

Links de ouder muren van een kasteel met daarbinnen gebouwen. Midden voor een brug en rechts het stadje Woerden.
Slot van Woerden. Fragment van een gezicht op Woerden ingenomen door het Franse leger in 1672, foto door de Frères Moreau van een tekening van Adam Frans van der Meulen 1900-1903. Collectie Rijksmuseum

Inkwartiering van soldaten

Vanaf eind september zullen steeds meer mannen in gewone huisgezinnen in de steden ingekwartierd worden. Zij moeten voorzien worden van bed, vuur, licht, zout, peper en azijn en ‘behoorlijk voedsel’ en nog zakgeld bovendien.

Plakkaat waarop heel precies alle compagnieën staan genoteerd die in Utrecht ingekwartierd moeten worden. Van Frans voetvolk onder verschillende aanvoerders tot Zwitsers voetvolk, dragonders en ruiterij.
Eerste pagina van een Franse verordening over inkwartiering in Utrecht. Collectie: Het Utrechts Archief XX B 4. Uiteindelijk telt het maandelijkse bedrag dat er in wordt genoemd inderdaad op tot 100.000 gulden, exclusief huisvesting.

Brood w0rdt door de Fransen zelf centraal geregeld. Daarvoor hebben ze grote voorraden (geroofd) graan en meel opgeslagen in de kerken en de gasthuizen. In de stad Utrecht komt de inkwartiering neer op drie tot vijf soldaten per huis, terwijl sommige inwoners zijn vrijgesteld. In Woerden echter is het aantal soldaten volgens tijdgenoten in november al opgelopen tot 8000 man, terwijl er maar 700 huizen zijn, zodat er vaak meer dan tien soldaten bij een gezin zijn ondergebracht. “Zij moesten op bedden leggen, als slaept den Burger met vrouw en kinder op stroo. De burgers worden ver boven hun macht met krijgsvolk belast, kraamvrouwen van hun bed afgetrokken”, schrijft een vrouw uit Woerden aan een vriendin.

In theorie is de inkwartiering netjes gereguleerd. Drie soldaten mogen bijvoorbeeld samen niet meer dan één bed opeisen, niet méér licht en vuur vragen dan er al in huis was en niet ’s avonds laat nog binnenkomen. Dat deze regels in juli 1673 nog overal in het Frans en Nederlands worden opgehangen, wijst er wel op dat het in de werkelijkheid anders loopt…

Lijst met regels voor de inkwartiering. Links staat het in het Frans, rechts in het Nederlands. Het document begint met Den Hartogh van Luxemborg ... en dan als zijn titels. In totaal zijn er 12 regels opgesteld.
Plakkaat met regelement voor inkwartiering, juli 1673. Collectie Het Utrechts Archief XXVI E 8.

Inkwartiering van officieren

De hoogste officieren worden bij de rijkste burgers ondergebracht. De Hertog van Luxemburg trekt in het sjieke Paushuize, waar hij prachtige tapijten met jachttaferelen aan de muur heeft, die hij zonder te betalen ‘overneemt’ van een rijke weduwe. Het stadbestuur belooft de weduwe borg te zullen staan, wat ze in een notariële akte laat vast leggen.

Gezicht op de Kromme Nieuwegracht te Utrecht met links Paushuize, uit het westen. In de zijgevel van Paushuize zit een chique deur met daarboven een raam. De trapgevel is gericht richting de gracht. De gracht zelf zien we niet, wel de bruggen erachter. De huizen link staan direct aan de gracht, de huizen rechts aan de gracht aan de weg. Op de voorgrond twee heren met een hond, rechts groepjes mensen. Over de weg komt een koets aangereden.
Paushuize te Utrecht in 1736 door Jan de Beijer. Collectie Het Utrechts Archief

Als het zo uitkomt laten de ongenode gasten zelfs muren doorbreken, als een statig herenhuis hen nog niet statig genoeg is. Zo wordt op de Drift van twee regentenhuizen één gemaakt.

Het ongenoegen is ook wel eens wederzijds. In het dagboek van regentenzoon Everard Booth klaagt een majoor, die is ingekwartierd bij Booth’s neef van Benthem, dat hij “noyt in een huys hadde ingequartiert geweest, daer so veel gecken bijeen woonden”. Maar de Utrechters en de Fransen zijn nog lang niet van elkaar af.

Brandenburgse troepen

Want waar blijft de buitenlandse hulp? Margaretha heeft gehoord dat de reis van de Keurvorst van Brandenburg tot de 22e is uitgesteld. Ze wil nu wel graag van haar man horen of hij zelf goed is aangekomen en hoe groot hij de kansen inschat dat de Keurvorst daadwerkelijk met de hulptroepen zal verschijnen. Ze meldt dat prins Willem weer uit Amsterdam is vertrokken.

Brieffragment over de troepen van de keurvorst.

men verlanckt hier seer naer de verwachte
troepees, vandaech is hier tijdine van hambur4Hamburg
gekoome dat den keurvorst sijn reijs weer
tot den 22 deeser soude hebbe wtgestelt,
ick verlange met seer groote inpaesijensie uhE
geluckige overkomste te hoore, en wat hoop wij
tot de komste vande keurvorst en sijn volckere
hebbe, [sijn hoocheijt is gistere weer van hier]

Cornelis de Witt

Ondertussen zit Cornelis de Witt in de Gevangenpoort in Den Haag. Naar men zegt doet hij als of hij gek is geworden, maar er wordt ook gezegd dat hij wordt gedreigd met de pijnbank. “Laat de Heer Almachtig alle vrome mensen tegen zulk ongeluk beschermen”, schrijft Margaretha. Ook al zitten de Van Reedes niet in hetzelfde politieke kamp als de De Witts, het blijven vrome mensen…

Eerste brieffragment over Cornelis de Witt
Tweede brieffragment over Cornelis de Witt

[geefven dat beswaerlijck sal vallen,] den
ruwaert van putte5Cornelis de Witt sit inde haechDen Haag op de poort6Gevangenpoort
so men seijt hout hij hem selfve als geck,
doch soude men hem met de pijnbanck hebbe

gedreijcht, de heer almachtich wil alle vroome voor sulcke
ongeval bewaeren, inwiens heijlige bescherminge uhEd be=
veelle en blijfve

  • 1
    Houden de Fransen nog steeds vast aan hun eis
  • 2
    Militie: leger tot 30000 man
  • 3
    Utrecht
  • 4
    Hamburg
  • 5
    Cornelis de Witt
  • 6
    Gevangenpoort

Een brief van de Hertog van Luxemburg

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 13 augustus 1672 Amsterdam
Ontvangen Godard Adriaan van Reede 16 augustus 1672 Hamburg
Lees hier de originele brief
NB: scan 145 rechts (= scan 146) is een los vel. Vermoedelijk hoort dat niet bij deze brief, maar gezien de gebeurtenissen die zijn beschreven bij één van de brieven van 25 of 28 juni.

De klerk Monck had een brief van de Hertog van Luxemburg, gericht aan Godard Adriaan, richting Hamburg gezonden. Maar Margaretha twijfelt of de brief wel aan zal komen. Er wordt namelijk gezegd dat de Fransen de gewone post aan banden willen leggen; ze willen zelf toezien op het postverkeer.

Brieffragment over de brief van de Hertog van Luxemburg.

[de laeste post op hamburch beantwoort,] seedert
is Een brief de vanden hartooch van lutsenburchde1Hertog van Luxemburg, François Henri de Montmorency Bouteville den
teegenwoordige komandeur van wttrecht aen uhE
door de klerck monck gesonde, waervan de kopije
hier neffens gaen, vermidts so geseijt wort de
franse de ordinaerisse2Ordinaris: gewoon poste niet meer wille
laeten gaen maer selfs poste wille legge, vrees
de ick deese mochte vermist worde, en oordeelle
de selfve ons ontrent de bewuste Ackte in toekoo
=mende soude konne diene, heb ick goetgedocht
uhEd alleen de kopije daer van toe te sende en
de prinsipaelle bijde voorgaende brief vande state
van wttrecht te bewaere, [dewijlle hij schrijft]

Wat stond er in de brief van de Hertog van Luxemburg? Dat wordt niet helemaal duidelijk uit de brief van Margaretha. Maar omdat Margaretha spreekt van een ‘bewuste Ackte [die ons] in toekoomende soude konne diene’, is het zeer goed mogelijk dat Luxemburg hiermee gelast de uit de provincie Utrecht gevluchte inwoners terug te keren. In ieder geval is evident dat Margaretha waarde aan de brief hecht; ze besluit haar man een kopie van het schrijven van Luxemburg te sturen.

Krantenbericht over vertrek van Godard Adriaan naar Hamburg.
Artikel uit de Amsterdamse Courant van 13 augustus 1672, met daarin de tekst die Margaretha over reis van haar man heeft laten plaatsen. Zou ze het erop volgende stukje verslaggeving ook geschreven hebben? Bron: Delpher

Voor de zekerheid heeft de vrouwe van Amerongen in de krant laten zetten op welke dag zij en Godard Adriaan uit Den Haag waren vertrokken en wanneer Godard Adriaan richting Bremen was gereisd. Zo kon de Hertog van Luxemburg zien dat zijn brief pas na het vertrek van Godard Adriaan was aangekomen en hij de brief dus niet had kunnen lezen. Toch vreest Margaretha voor Luxemburgs ‘quaet [kwaad] en onrechtmaetich deseijn [plan]’, ze had van Welland en Van der Does vernomen hoe het er in de provincie Utrecht aan toe ging.

Op de voorgrond woelige baren met een pier en daarachter Harlingen. Een schip loopt net de haven binnen.
Haven van Harlingen van de Zuiderzee te zien. M.D.D. de Jong, ca. 1780, Collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Brieffragment over de kranten

[van wttrecht te bewaere,] dewijlle hij schrijft
wt de gasettees3gazettes: kranten gesien te hebbe Etc heb ick inde
korante4courant: krant laeten sette den dach waneer wij wt den
haech sijn gegaen en ock deselfe dat uhEd van hier
is tseijl gegaen5te zeil gaan: uitvaren, op dat hij daer wt kan sien
sijn brief naer uhEd vertreck Eerst hier kan
sijn gekoomen, hoewel ick vreese het niet sal helpe
en sij met haer quaet6kwaad en onrecht maetich de=
=seijn7Dessein: plan, doel Evewel sulle voort gaen, so ick wt onse
twee vriende die hier geweest sijn gelijck wt
mijne laest sult sien, [heb verstaen, dieselfve]

Overigens zijn Welland en Van der Does weer naar Utrecht vertrokken, maar niet met de intentie daar lang te blijven.

Een exorbitant bedrag

Ook de intendant van Utrecht, Louis Robert (die overigens door Margaretha in deze brief niet bij naam genoemd wordt), verschijnt in deze brief op het toneel. De intendant had een vergadering van de Staten van Utrecht bij elkaar geroepen. Voor het onderhoud en de betaling van de militie eiste hij een exorbitant bedrag van maar liefst 4000 gulden per dag. Margaretha vraagt zich af hoe Utrecht dit bedrag moet ophoesten.

Brieffragment over de eisen van de intendant

ick hoore en wort voorseecker geseijt dat den inten=
=dant die tot wttrech voorleedene saterdach naer
de Middach de state had doen vergaederen
aldaer ter vergaderin vande selfve heeft geEijss
4000f daechs tot betaeline en onderhout van
haer meelijsie8militie, waer op hem soude geantwoort
sijn sulcks onmoogelijck te weesen de wijlle alles
bedurfven was so soude hij noch op 4000f daechs
gekoome sijn, hoe sij dat noch sulle op brenge sal te
besien staen, [den Advokaet de raet soude hier seer]

Voorstelling van het feestelijk uitgeleide uit de stad na zijn driedaags bezoek aan Amsterdam van 12-15 augustus 1672. Links de schutterij met daarachter de muren van de stad waar kanonnen afgeschoten worden. Een hele stoet met paarden verlaat de stad, langs de kant staan mensen te kijken.
Gedenck-teecken hoedanich Zyn Hoogheyt de Hr. Prins van Oranje en Nassou etc. als Stadt-houder door de Hr. Burgermeesteren, Cavallery, en manhafte schutters der stadt Amsterdam aldaer, den 12 Augusty 1672 ingehaelt, en den 15 dito uytgeleyt is. Fragment uit gravure van Romeijn de Hooghe (1672). Collectie Stadsarchief Amsterdam

De Prins en de Ruwaard

In Amsterdam is de Prins van Oranje door de ruiterij en de schutterij met grote vreugde ontvangen. Ondertussen zat Cornelis de Witt, de Ruwaard van Putten, achter slot en grendel in de Gevangenpoort. Margaretha schrijft dat, zo werd gezegd, hij vanuit zijn cel zicht heeft op De Plaats. Ze zegt het er niet expliciet bij, maar hij kijkt uit op hun Haagse huis, op de hoek van de Plaats en de Kneuterdijk.

Een druk kruispunt met links een ruiter te paard, verschillende groepjes wandelende mensen en een koets met vier paarden waar een hond naast rent. Rechtdoor een straat met hoge, voorname huizen en een rij bomen. In de verte staat een pomp. Voor het eerste huis links staat een koets met twee paarden.
Gezicht op de Kneuterdijk te Den Haag, Adolf van der Laan, naar Daniël Marot (II), in of na 1717. Collectie Rijksmuseum. Het huis links is het huis van de Van Reedes.
  • 1
    Hertog van Luxemburg, François Henri de Montmorency Bouteville
  • 2
    Ordinaris: gewoon
  • 3
    gazettes: kranten
  • 4
    courant: krant
  • 5
    te zeil gaan: uitvaren
  • 6
    kwaad
  • 7
    Dessein: plan, doel
  • 8
    militie,

Staatsen tegen Orangisten

De bestuurders van de Republiek zijn in de aanloop van het Rampjaar onderling sterk verdeeld. De Staten-Generaal is verworden tot het slagveld waarop de provincies, en indirect ook sommige grote steden, vechten om hun eigen belangen te bevorderen. Als voorzitter van de Staten-Generaal moet Johan de Witt, raadpensionaris van Holland, navigeren tussen deze soms tegengestelde belangen. De belangrijkste belangenstrijd die in de zeventiende eeuw heerst, is die tussen de Staatsen en Oranjegezinden.

Het is belangrijk om je goed te beseffen dat deze groeperingen niet politieke partijen zijn in de zin waarop wij ze kennen. De beide groeperingen zijn ongeorganiseerd en facties en individuen willen, als het voor hen voordelig is, nog wel eens naar de andere kant overlopen. De strijd tussen de twee groeperingen gaat over één enkel twistpunt: de positie van de familie Van Oranje in de Republiek.

Gravures van Willem III en zijn (latere) vrouw Mary Stuart. Collectie: Kasteel Amerongen. Overal in Kasteel Amerongen kom je Stadhouder Willem III tegen, zo laten de Van Reedes zien dat ze aan de kant van de Orangisten staan.

Staatsen en Orangisten

De Staatsen willen de onafhankelijkheid van de provincies zo veel mogelijk waarborgen. Dit betekent ook dat ze tegen het erfelijke stadhouderschap van de Oranjes zijn. Over alle zaken die het gewest aangingen zou het gewest zelf de beslissingen mogen nemen. Wanneer het zaken van nationaal belang betreft moeten de gewesten dit onderling regelen in de Staten-Generaal. Onder de Staatsen vindt men veel stedelijke regenten en koopmannen, met name uit Holland.

Deze positie staat in scherp contrast met die van de Oranjegezinden (ook wel prinsgezinden), veelal adel, leden van de Ridderschap, predikanten of het gewone volk. Zoals hun naam al suggereert willen de Oranjegezinden de macht van de Oranjes vergroten. Dit doel hangt sterk samen met het behoud van de functie van stadhouder. De stadhouder staat aan het hoofd van een gewest en is daarnaast ook de kapitein-generaal van het Staatse leger. Een lid van het huis van Oranje vervult deze zeer machtige rol al sinds het begin van de Republiek. Oorspronkelijk had ieder gewest een eigen stadhouder maar langzaam maar zeker trokken de Oranjes meer macht naar hen toe waardoor ze vaak stadhouder over meerdere provincies waren.

Portret van de advocaat Johan de Witt, raadpensionaris van het gewest Holland. Hij is gekleed in een mantel en staat voor een gordijn, waarachter zijn broer Cornelis de Witt. Onder het portret een afbeelding waar te zien is hoe de lichamen van de gebroeders op het Groene Zoodje worden opgehangen en verminkt.
Portret van Johan de Witt en Cornelis de Witt, Lambert Visscher, naar Jan de Baen, 1672 – 1691. Collectie Rijksmuseum

Staatsen aan de macht

In de jaren voor het Rampjaar zijn de Staatsen aan de macht. Het is het Eerste Stadhouderloze Tijdperk: er is geen nieuwe stadhouder benoemdIn de gewesten Stad en Lande (het tegenwoordige Groningen) en Friesland is er wel een stadhouder, namelijk Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz. Hij slaagt er echter niet in om elders in de Republiek voet aan de grond te krijgen. sinds Willem II van Nassau-Oranje (1626-1650) stierf. Zijn erfopvolger en zoon, Willem III (1650-1702) werd in datzelfde jaar geboren. De Staatsgezinde raadspensionaris Johan de Witt is de machtigste man in de Republiek. Onder zijn leiding wordt in 1667 het Eeuwig Edict aangenomen: het stadhouderschap wordt in Holland afgeschaft. Ook vraagt Holland de andere gewesten om het stadhouderschap en het kapitein-generaalschap, voorheen één functie, onverenigbaar te verklaren.

Prins Willem III (1650-1702) daarentegen heeft relatief weinig macht. Hij heeft beperkte macht in Zeeland vanuit zijn rol als Eerste Edele en heeft sinds 1670 de concluderendeuitleggen stem in de Raad van State. Voor Willems positie in de Raad van State is hard door Oranjegezinden gelobbyd: de steun van Godard Adriaan van Reede bleek in de Staten van Utrecht, en daarmee ook in de Staten-Generaal, doorslaggevend. Willem III’s ambities worden echter sterk beperkt door het Eeuwig Edict en het beleid van Johan de Witt.

Portret van een man met lange donkere krullen en een grote neus in een harnas. Hij staat naar rechts gedraaid en kijkt ons ietwat droevig aan. Zijn linker hand ligt op een helm, in zijn rechterhand heeft hij een commandostok. Een hond kijkt verlekkerd naar de stok
Portret van Willem III (1650-1702), prins van Oranje, Willem Wissing (manier van), 1680 – 1710. Collectie Rijksmuseum

De opmars van Willem III

Willem III zit echter niet bij de pakken neer en begint loyalisten om zich heen te verzamelen. De familie Van Reede, onder leiding van Godard Adriaan en Johan van Reede, heer van Renswoude, steunt hem in de Staten van Utrecht. Wanneer in 1671 de strijd over de benoeming van Willem III tot kapitein-generaal losbrandt, staan Godard Adriaan en Van Renswoude aan Willems zijde. Het politieke debat tussen de Staatsgezinden en de Oranjegezinden is fel. De Staatsen willen niet dat Willem III überhaupt de functie krijgt. De Oranjegezinden willen dat hij voor het leven benoemd wordt. Het compromis: Willem III wordt kapitein-generaal voor één veldtocht op 25 februari 1672. Pas in november 1673, wanneer hij meerderjarigheid bereikt, kan er gesproken worden over een benoeming als kapitein-generaal voor het leven. Hoewel er ook op dat moment al geroepen wordt om Willem III tot stadhouder uit te roepen, gebeurd dit niet.

Burgeropstanden in Dordrecht

Wie redt ons nu de de legers van Lodewijk XIV de Republiek binnen zijn gevallen? Zo klinkt het onder het volk. Een antwoord hebben ze ook al klaar: dit moet Willem III, de nazaat van de vader des vaderlands, zijn. Onrust broeit in de steden van de Republiek. Kwade geruchten over de regenten doen de rondte: het is een slechte tijd om staatsgezind te zijn.

Al snel slaat de onrust om in volksopstanden. In Dordrecht, de thuisbasis van de gebroeders De Witt en van oudsher een Staats bolwerk, gebeurt dit op 24 juni 1672. Oranjegezinde burgers gaan de straat op en roepen om de afschaffing van het Eeuwig Edict. Ze bedreigen zelfs Dordtse regenten in hun huizen met bijlen! De regenten nodigen Willem III uit om de gemoederen tot bedaren te brengen maar dit loopt iets anders dan ze verwacht hadden. Op 29 juni worden ze gedwongen het Eeuwig Edict te verwerpen en Willem III te accepteren als stadhouder van Dordrecht. Alle regenten ondertekenen dit besluit, zelfs Cornelis de Witt, broer van raadpensionaris Johan. Cornelis moet echt wel bedreigd worden voordat hij zijn handtekening zet en tekent met “v.c” achter zijn naam, vi coactus, onder dwang.

Een groep boze burgers van Dordrecht dwingt Cornelis de Witt, die in bed ligt, het Eeuwig Edict in te trekken, op de achtergrond bidden vrouw en kinderen voor hem.
Burgers van Dordrecht dwingen Cornelis de Witt het Eeuwig Edict in te trekken, 1672, Jacobus Buys, 1789. Collectie Rijksmuseum

Stadhouder Willem III

Na die monumentale dag worden de dromen van de Oranjegezinden snel waar. Burgers in andere Hollandse steden volgen het Dordtse voorbeeld. Willem III wordt in een hoog tempo stadhouder voor verschillende steden. Uiteindelijk brengt Rotterdam Willem III’s benoeming tot stadhouder van de provincie Holland in de Staten van Holland ter sprake op 1 juli. Op 4 juli stemmen alle regenten in de Staten van Holland in met de benoeming. Bovendien krijgt Willem III dezelfde rechten als zijn voorouders, waaronder ook het recht om regenten in de steden te benoemen.

Op 9 juli legt Willem III de eed af en wordt hij de machtigste man in Holland, ten koste van Johan de Witt. In Zeeland speelt eenzelfde situatie en ook daar bieden de regenten Willem III uiteindelijk het stadhouderschap aan op 16 juli. Voor Willem III en de Oranjegezinden is dit een reden voor blijdschap: de rechten die de familie Van Oranje genoot voor de dood van Willem II en het Eeuwig Edict zijn hersteld. Tot de dood van Willem III waait er een sterk Oranjegezinde wind door de Republiek.

De beëdiging van prins Willem III tot stadhouder van Holland en Zeeland door de Staten-Generaal, 10 juli 1672. Aan de muur portretten van de stadhouders Willem I, Maurits, Frederik Hendrik en Willem II.
Willem III wordt ingezworen als stadhouder, 1672, Bernard Picart (atelier van), 1728. Collectie Rijksmuseum

Wie verdedigt de Republiek?

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 11 april 1672 Amerongen
Ontvangen Godard Adriaan van Reede 22 april 1672
Lees hier de originele brief

Naast de dagelijkse zorgen over de boekhouding schrijft Margaretha ook uitgebreid over de verdediging van de Republiek. De Franse aanval lijkt steeds dichterbij te komen en voor Godard Adriaan is het belangrijk om te weten hoe het er voor staat. Er wordt weer gesproken over het versterken van de Grebbedijk, net als eerder in februari gebeurde.

De IJssellinie

Ook noemt Margaretha kort de IJssellinie waar haar zoon Godard van Ginkel en zijn regiment gestationeerd zijn. Ook ligt Kasteel Middachten, het kasteel van Van Ginkel en Philippota dicht bij de IJssel. Daar zullen dus ook troepen gestationeerd worden. De Republiek rekent op de IJssellinie om haar te beschermen in het geval van een Franse aanval. Naast Maastricht en een aantal forten aan de Rijn is de troepenconcentratie aan de IJssel dus het grootst. Althans, dat is het idee.

Tekening van een vlak landschap met wat knotwilgen. Daarachter een kasteel met een ronde toren en een hoog huis. Op de voorgrond een vierkante poort en links daarvan een gevel.
Huis te Middachten, Constantijn Huygens (II), 1676. Collectie Rijksmuseum

In werkelijkheid blijkt de IJssel een te lang gerekt front en heeft het Staatse leger niet voldoende manschappen om de volledige linie afdoende te bemannen. Margaretha maakt zich dus zorgen om haar zoon: hij moet “ten velde” en wordt omgeven door onervaren mannen.

Eerste brieffragment over het leger aan de IJssel

[soecke te overlegge alst moogelijck is,] men
spreeckt hier vande greb1Grebbedijk ende stat van
wttrecht te fortifiseere dan dit wort om
de nabuerige provinsie, seer geseekreteert2sekreteren: geheim houden, in dit geval de fortificaties.
men vreest al voor den ijsel3de IJssel vormt de belangrijkste verdedigingslijn tegen de Fransen, de zogeheten IJssellinie en om datse daer
so veel van spreecke vreese ick datse ons sulle
soecke te abuseere en aen Een onverwachte
kant overvalle, seecker tis niet vreemt dat
ick over uhEd landuerige apsensie4absentie: afwezigheid bekomert
ben en klaechge indeese bekomerlijcke5zorgelijke, angstige tijde
in de welcke ick niet Een mens heb om
raet of daet te geefve mijn soon moet
te velt, men weet niet wat hem kan over
koomen, tis waer uhEd is tot dienst vant
lant wt maer men siet wel hoe dien
dienst gereekompenseert6recompenseren: vergoeden wort daer men
Een deel onge Expeerijmenteerde vremdeline7onervaren buitenlandse huurlingen
preefereert voorde ingeseetene vant lant
die al haer welvaere beneffens haer leefve
moete wage en in alle swaere schattinge8schattingen: vorm van belastingen
kontrubuweere9contribueren: bijdragen, dotde heer van ginckel die
plaets niet en krijckt is seer weijnich aen
geleechgen maer de kleijnicheijt diemen10die men ons
daer door aendoet ist meest, van der leck11Maurits van Nassau LaLecq, heer van de Lek, Beverweerd en Odijk 
en momba12commissaris-generaal Jean Barton de Montbas sijn beijde wel liede van

Tweede brieffragment over het leger aan de IJssel

Exspeerijensi den Eerste als hij maer naer
sijn gernisoen moet gaen so is hij blint en
kan niet sien, den andere sal ock den tijt
leere wat hij doen sal, doch paesijensi
tsou den heer van ginckel sijn geluck wel kon
sijn, [ick hoorende dat den heere schade]

Over de commandanten aan de IJssel is Margaretha ook niet te spreken. Montbas en Maurits van Nassau-LaLecq mogen dan wel ervaring hebben maar ze zijn beiden nog niet aangekomen aan de IJssel. Of ze werkelijk capabel zijn moet ook nog blijken. En dat zijn dan de mensen die boven haar trouwe en dappere zoon staan in het leger…

Slaags met Engeland

Margaretha’s blik ligt niet enkel op het oosten van het land. Ook houdt ze in de gaten wat er aan de westkust gebeurd. Eind maart valt de Engelse Admiraal Robert Holmes met zijn vloot een rijkbeladen Hollands handelskonvooi afkomstig uit Smyrna aan. Dit mondt uit in een zeeslag van meerdere dagen. Uiteindelijk moet de Engelse vloot zonder grote winsten afdruipen. Kort daarna, op 27 maart, verklaart Engeland de Republiek officieel de oorlog. Het gevolg hiervan: oorspronkelijk zou Cornelis de Witt, broer van raadspensionaris Johan de Witt, naar het leger gaan maar nu wordt er gekozen om hem naar de vloot te sturen. Cornelis de Witt was een gerespecteerd zeeman: hij was bijvoorbeeld aanwezig op Michiel de Ruyters Tocht naar Chatham in 1667.

Brieffragment over de Engelse aanval

hij13Ambassadeur Daniël Oem van Wijngaerden, heer van Werkendam most die komissie14opdracht hebbe om dat men de ruwaert van putten15Cornelis de Witt, de ruwaard van Putten mee
int leeger begeerde, doen wist men vande Engelse
oorlooch noch niet nu sal dije op de vloot gaen
so voechgense malkandere Een slach, [den]

Tekening van schepen die slaags met elkaar raken.
Robert Holmes’ aanval op de Smyrnavloot, maart 1672, Nederlandse kunstenaar, ca 1672. © National Maritime Museum, Greenwich, London.

  • 1
    Grebbedijk
  • 2
    sekreteren: geheim houden, in dit geval de fortificaties.
  • 3
    de IJssel vormt de belangrijkste verdedigingslijn tegen de Fransen, de zogeheten IJssellinie
  • 4
    absentie: afwezigheid
  • 5
    zorgelijke, angstige
  • 6
    recompenseren: vergoeden
  • 7
    onervaren buitenlandse huurlingen
  • 8
    schattingen: vorm van belastingen
  • 9
    contribueren: bijdragen
  • 10
    die men
  • 11
    Maurits van Nassau LaLecq, heer van de Lek, Beverweerd en Odijk
  • 12
    commissaris-generaal Jean Barton de Montbas
  • 13
    Ambassadeur Daniël Oem van Wijngaerden, heer van Werkendam
  • 14
    opdracht
  • 15
    Cornelis de Witt, de ruwaard van Putten

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén