De troepen van de Prins van Oranje en de troepen van de Spaanse markies De Louvignies hadden zich midden oktober verenigd. Het doel van de veldtocht werd pas begin november duidelijk: Bonn. Dit vestingstadje was niet alleen een belangrijk bevoorradingspunt voor de Franse bezettingsmacht in de Republiek, maar ook de hoofdstad van het keurvorstendom Keulen…
De Nederlandse Tirannie
De troepenmacht hield tussen half oktober en begin november behoorlijk huis in het land van de vijand. Op 29 oktober 1673 schreef Godard van Ginkel aan zijn vader hoe de troepen alles wat los en vast zat plunderden. De Keulse bevolking moest het ontgelden.
Dewijl wij hier int keulsche Landt sijn heeft het plunderen gruwelijk aengegaen en wordt dit Landt niet minder geruineert als onse arme provincien sijn
Godard VAN GINKEL, 29 oktober 1673
De troepen van Willem III deden niet onder voor de Fransen. Constantijn Huygens jr., de secretaris van de prins van Oranje, reisde mee met het leger en hij beschrijft de gebeurtenissen in Rheinbach. De burgemeester van Rheinbach, die openlijk partij had gekozen voor de Keulse prins-bisschop, weigerde in eerste instantie zich over te geven toen de stad begin november werd opgeëist. Toen de hij vroeg of hij twee uur de tijd kon krijgen om te overleggen over de capitulatievoorwaarden, werd hem dat geweigerd. ‘Das geben wir euch nicht’, aldus Rijngraaf Karel Florentijn van Salm, de commandant die de aanval op Rheinbach leidde. In zijn journaal beschreef Huygens de wandaden van het Staatse leger in het stadje. Iedereen die een wapen droeg, werd gedood. De burgemeester van Rheinbach werd opgehangen. Om zijn nek bungelden de sleutels van de stad.
Bonnbastisch
Op 5 november werd eindelijk duidelijk dat het doel van de veldtocht Bonn was. De hertog van Luxembourg en Turenne hadden de opdracht gekregen om te verhinderen dat de troepen van de Prins het belangrijke Franse bevoorradingspunt zouden bereiken. Maar naast de Spanjaarden hadden ook de Keizerlijke troepen onder leiding van Raimondo Montecuccoli zich bij het leger van Willem III gevoegd, waardoor de geallieerde krijgsmacht nu ruim 60.000 man telde.
De Franse en Keulse belegerden toonden weinig vechtlust. Op 12 november 1673 capituleerde Bonn na een belegering van een week. Het verlies van Bonn was een grote klap voor de Fransen. Ze konden nu immers hun troepen in de Republiek niet meer via de Rijn bevoorraden, en waren genoodzaakt de bezette gebieden te ontruimen. Bovendien was veel van het Franse oorlogsmateriaal door de geallieerden buitgemaakt.
Het was een geweldige overwinning. Maar de geallieerden moesten nu alle kansen met beide handen aangrijpen om optimaal te kunnen profiteren van de verslagenheid van de vijand. Was het einde eindelijk in zicht? Of was het allemaal maar bombast en liet de vrede nog heel lang op zich wachten? ‘Den hemel zegenen hunne desseynen, en gunne ons verder te triomferen over onze hoogmoedige vyanden’, aldus onderstaande prent.
Margaretha is met de vier kleinkinderen in Den Haag aangekomen. En wat fijn! Den Haag is hun eigen huis, daar is ze thuis. Bovendien lagen daar twee brieven van haar man. Wat is ze blij te lezen dat het hem goed gaat.
De troepen kom in beweging
Haar zoon Godard is gisteren een halve dag langs geweest, hoewel hij daarna weer snel naar zijn kwartier terug moest. Hij kon haar niet veel vertellen over de gang van het leger van zijne hoogheid. Mogelijk marcheren ze naar Maastricht, zodat de Maas omsloten kan worden, maar ze weet er het bescheijt niet van (ze weet het niet zeker). Moge de Heer maar met ze zijn en het succes beter dan bij Woerden en Naarden.
[lotteringe soude gaen,] de heer van ginckel is gistere hier geweest doch maer Een halfve dach, is weer nae sijn quartier, heeft patent1Patent: Open brief (openbaar, niet verzegeld) geschreven door een autoriteit, in dit geval om naar een specifieke plaats te gaan om van daech met loefvingi2Louvigny, Antoine Charles IV de Gramont en meest aldere kompangie ruijterij te marscheere waer heen weet men niet somige segge naer maestricht of die kant om de maes te sluijte doch hat rechte bescheijt weet3Bescheid weten: de zekerheid, de waarheid omtrent iets weten men niet, int leeger van sijn hoocheijt wort ock groote preeperaesie ge maeckt tot het Een deseijn4Dessein: plan oft ander, [de heer]
Utrecht blijft voorlopig Frans
Margaretha maakt zich ontzettend druk over hoe het ze de komende winter zal vergaan. Iedereen is seer swaerhoofdich en aprehendeere (vrezen) zeer dat Utrecht nog lang onder Franse bezetting zal blijven. Er zijn zo’n 15.000 tot 16.000 Fransen in het land en binnen Kuijlenburg (Culemborg) zeker nog 4.000.
de, och ick ben weer so bekomert hoet ons deese winter noch gaen sal Een ijder is seer swaerhoof =dich en Aprehendeere5Apprehenderen: duchten, vrezen seer dat wttrecht so lange frans blijft, hier int lant houtmen voor seecker
dat noch wel 15 a 16000 franse sijn binne kuijlenburch6Culemborg is noch over de 4000 man, en sij vechten seer alster opt aen komt, [noch heb ick de ordinansi van ses]
Zuylestein
Nadat Margaretha haar man op de hoogte gehouden heeft van haar vorderingen om de vergoeding voor zijn werk te krijgen, sluit ze haar korte brief af. Ze bedenkt zich kennelijk en schrijft er nog een pagina bij. De troepen van die arme Zuylestein moeten verdeeld worden. Weer zit er geen echte promotie voor haar zoon in. Hij wordt in naam eerste brigadier, maar hij heeft natuurlijk meer verdiend. Gelukkig heeft Zijne Hoogheid iedereen die het horen wilde verteld over Van Ginkel’s heldendaden bij Vreeswijk. Aan het eind van de brief merk je toch dat Margaretha best ontdaan is over de dood van de buurman in Amerongen: de mensen spreken kwaad van hem en zeggen dat hij dronken was. Kennelijk is ze blij dat hij de laster zelf niet mee krijgt, want ze eindigt met: ‘hij is gelukkig dat hij dood is’.
sijn hoocheijt heeft het gouvernement van Breeda aen den jonge rhijngraef7Karel Florentijn van Salm so men seijt gegeefve ent reesgement van de heer van suijlisteijn8Frederik van Nassau-Zuylestein aende graef van waldijck9Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg , de graef van hoorn10Willem Adriaan van Horne seijtme dat noch Een kompagni heeft gekreegen, voor die liede reegent het nu gout de heer van ginckel is mij vandaech geseijt dat sijn hoocheij de Eerste breegadier heeft gemaeckt als men hem geen mercke ongelijck wilde doen kost hij niet niet minder hebbe, hier koomende seijt men mij dat sijn hoocheijt aende gekomiteerde raede van hollant heeft gescheefven hoe wel hem den heer van ginckel heeft gedrage niet alleen inde acksi aende vaert11Vaartse Rijn bij Vreeswijk maer ock hoe dat hij in de tijt van 14 dage sijn wercke hem aen be= voolle heeft heel loflijck opgemaeckt daer andere wel Een maent en langer over hebbe gewerckt, dit wort bij men heere van hollant so mij geseijt wort heel wel en tot groot lof van hem op genoome tis ongelooflijck so qualijck men hier vande heer van suijlisteijn spreeckt veel segge dat hij heel droncke was doen den aenval op sijn quartier geschiede hij is geluckich dat hij doot is
1
Patent: Open brief (openbaar, niet verzegeld) geschreven door een autoriteit, in dit geval om naar een specifieke plaats te gaan
2
Louvigny, Antoine Charles IV de Gramont
3
Bescheid weten: de zekerheid, de waarheid omtrent iets weten
De brieven van Godard Adriaan beginnen nu binnen te stromen. Nu weer twee, van 2 en 5 oktober. En Godard Adriaan is gezond, ondanks alles! De ster van haar zoon is rijzende. Dat doet Margaratha’s humeur leesbaar goed en haar godsvertrouwen ook. ‘Die Godt bewaert staet in een vast Bollewerck’, een vrije interpretatie van Psalm 91:1.
Die in Godes bewaring sterk Hem begeeft onbezweken, Die woont in een vast bollewerk;
Ofwel: als je geloof sterk is, dan is je veiligheid, je verdediging groot. Dat hebben haar man en zoon deze dagen bewezen!
[mij behandicht] kan godt de heere niet genoech dancke voor de genade die hij ons bewijst van uhEd so veel sterckte en gesontheijt te geefven in alle die swaere fatijchgees int reijse1vermoeienissen van het reizen dewelcke mij niet weijnich en bekomere, dan die godt bewaert staet in Een vast bollewerck, [gelijcke hij ons gistere en]
Vuur aan de vaart
Meer dan in de brief van gisteren weidt Margaretha uit over de daden van Van Ginkel in Vreeswijk. Generaal Louvigny heeft Van Ginkels optreden ‘uitmuntend’ genoemd in een brief aan Willem III. Zelf schrijft Van Ginkel aan Philippota dat het enigszins uit de hand was gelopen met huizen die ze hadden aangestoken nadat de Fransen zich zelf hadden ingesloten. Het vuur sloeg over en een groot deel van het dorp brandde af. Als ze door hadden gezet hadden ze de hele vesting kunnen innemen, maar Louvigny, Antoine Charles IV de Gramont, wilde manschappen sparen. De overval was eigenlijk ook alleen bedoeld om de Fransen van Woerden af te leiden.
[waert en bescherme heeft,] den heer van ginck =kel schrijft aen sijn vrou, dat de vijant haer self inde Eene hoeck vande vaert hadde afgesneede het welcke loefingi2Louvigny deede reesolveere3Resolveren: oplossen, Etlijcke huijse
aen brant te steecke niet denckende dat het so verde sich soude verspreijt hebbe, waer door de heelle vaert4het hele dorp aan de vaart: Vreeswijk is aengegaen en verbrant ock dat sij die plaets wel soude gekreechge hebbe bij aldiense hadde gekontiniweert5Continueren: voortzetten, maer dat loefving6Louvigny so veel volck niet meen wilde wagen, [buijten twijfel sal uhEd wt den]
Schelmen van boeren
Ook over de slag bij Woerden geeft Margaretha meer details dan gisteren. Het Franse leger uit Utrecht was 6000 man sterk en kwam, gewezen door ‘de schelme van boere’, via Kamerik door het ondergelopen land gewaad. Zowel de post van Zuylesteijn, Frederik van Nassau-Zuylestein als die van de graaf van Hoorn, Willem Adriaan van Horne, werden aangevallen en er werd ‘furieus’ gevochten, veel doden aan beide kanten. ‘De ‘goede heer van zuylesteijn’ zou wel dertig wonden hebben gehad. De legereenheid van de graaf van Hoorn bracht het er beter af, en er zijn 150 Franse gevangenen naar Oudewater overgebracht, maar uiteindelijk hebben ze zich toch weer moeten terugtrekken.
wagen, buijten twijfel sal uhEd wt den haech sijn geschreefve hoe sijn hoocheijts leeger voor woerden is geweest, waer van hij doort seckoers7Secours: hulp, bijstand dat ontrent 6000 man sterck w van wttrecht8Utrecht quam de wech van kamerick9Kamerik door t verdroncken lant10De (Oude) Hollandse Waterlinie de wech haer door de schelme van boere geweese sijnde, opt quartie vande heer van Suijlisteijn ende post vande graef van hoorn sijn aengevalle, [daer seer fuerijeus is]
Nog geen zegen
Ondanks haar dankbaarheid voor Gods genade voor haar familie, constateert ze ook dat Hij de plannen en acties van het Nederlandse leger blijkbaar nog niet zijn zegen wil geven. Ze maakt zich zorgen: zonder hulp van de Brandenburgse troepen, zullen ze de 15.000 Fransen in de provincie Utrecht niet kwijt raken.
[van ons gebleefve] het schijnt de heer almachtich
ons deseijne11Dessein: doel en aenslaechge noch niet belieft te seegene ick vreese het der nu alledage Eerst op aen sal koo me, ick heb wel reede godt almachtich ten hoochste te dancke voor sijne genade, maer ben ock seer be =komert aen alle kante, verlange noch seer waer nu den heere keurvorst12Keurvorst van Brandenburg met sijn Aerme13Armee: leger is, [het schijnt]
Afbetaling
Margaretha eindigt haar brief zoals vaker met de financiële beslommeringen: ze heeft de vergoeding voor het werk van haar man nog steeds niet binnen. Ondertussen heeft Godard Adriaan haar blijkbaar laten weten op welke manier hij vindt dat het geld besteed moet worden. Ze is blij dat hij 1000 gulden wil vrij maken voor het afbetalen van schulden. Margaretha denkt dat dat wel genoeg is voor het betalen van de wijnkoper Vermeer in Utrecht (waar ze de rekening nog niet van heeft), een jaar huishuur en eten en, last but not least, de zadelmaker Meijtens, voor de zadels die ze twee weken geleden heeft verstuurd naar Hamburg, en waarover ze nu heel graag over zou willen vernemen of ze zijn aangekomen!
De kamerheer en de lakei
In een naschrift meldt Margaretha nog even dat Van Ginkel heeft laten weten dat zijn kamerheer zijn lakei Roelof zo trouw met hem hebben meegevochten, en dat Louvigny veel aan hem over laat op de post in Ameide.
den heer van ginckel schrijft dat sijn kamerlin14Kamerling: kamerheer en roellof sijn lackeij so trou en wel met hem hebbe gevochten, en dat den heere loefvengeLouvigny die sorch vande post daer hij tot aameijde15Ameide leijt meest op hem laet staen16Op hem laat staan: aan hem overlaat waer door hij so veel te doen vint dat hij geen tijt heeft om snachts te ruste
Mineur
Op het laatst sluit ze nog een extra bericht in: er is een brief uit Den Haag gekomen waarin men schrijft het onbegrijpelijk te vinden dat de Duitse troepen naar het zuiden trekken terwijl Godard Adriaan weet hoe penibel de situatie is. Margaretha zegt er tegen op te zien om naar Den Haag te gaan, want dan zal ze dat nog meer te horen krijgen. Ze wil zo graag meer informatie van haar man, ze weet het nu niet meer en is van slag (ben er gans uut). De brief die zo hooggestemd begon, eindigt in mineur.
so aenstonts krijch ick Een brief wt de haech waer in men mij schrijft niet te weeten wat beduijt dat de Auxielijeere troepees17Auxiliaire troepen: hulptroepen weer hooch =ger aen marscheere , datter Eenige heer waere die geseijt hadde dat Niet te konne verstaen de wijlle uhEd weet hoet hier geleegen is en in wat verlange men hier naer deselfve is , so dat kontiniweert18So dat continueert: als dat zo door gaat vrees ick weer in den haech te koome so salmen weer roepen, ick bidt laet toch met den Eerste19Den eerste: de eerstvolgende post/brief Eens weete hoe dat is ick weet n niet wat vant Een noch vant ander sal dencken, bender gans wt
Let op: de scans zitten een beetje door elkaar. Logische leesvolgorde is: 169, 170 links, 172, 170 rechts, 171
Margaretha heeft de brieven van Godard Adriaan van 23 en 24 september ontvangen. In Amsterdam was het 10 à 11 dagen droog geweest, maar de wegen waarop het leger van de keurvorst marcheerde moesten wel erg slecht zijn. Het heeft immers wekenlang geregend. Ze voelt mee met haar man en het hele leger. De zware mars zou Godard Adriaan wel eens op kunnen breken, vreest Margaretha. Toch verlangt ze ontzettend naar de komst van de bondgenoten. In de Republiek gaat het namelijk niet zo best…
Waar blijft het leger van de keurvorst?
Het leger van de keurvorst moet zich, volgens de berekeningen van Margaretha, nu niet ver meer van de stad Münster of de Rijnoever begeven. Met zo’n immense legermacht, op zulke slechte wegen… Dan is drie à vier mijl best veel. In de Republiek verlangt iedereen zeer naar de komst van de Brandenburgse troepen. Zonder hulptroepen geen verlossing, alleen het vooruitzicht van een ellendige en miserabele winter. Wat moet Margaretha doen als er niet snel verlossing van het Franse juk komt? Ze koestert weinig hoop dat de stad Utrecht en de gelijknamige provincie, zelfs de kleinste steden, vóór het invallen van de winter bevrijd zullen worden.
ick beklaech uhEd en het heelle leeger int binenste van mijn hart vreese het uhEd ock noch wel sal opbreecken sulcke tochte en reijse te doen, nu moet den heere keurvorst met het leeger naer mijn gissine en reeckenin so het daer op aengeleijt is, niet verde vande stat munster of den rhijnkant1Waarschijnlijk de rijnoever weesen, tis noch wel veel in sulcken weer en weegen noch drij a vier mijlen daechs net so swaere leeger
te marscheere, och hoe verlanckt men hier te lande naer deselfve volckeren, sonder dewelck wij geen de minste verlosinge te verwachten hebbe of konne sien, het sal wel Een Elendi ge en mieserable winter sijn voor veelle ijae voor ons alle, [ick weet noch niet hoe ickt met]
‘Een deseijn’
Het Staatse leger bestaat tegenwoordig uit zeer goede militairen, heeft Margaretha vernomen. Maar ze hebben nog helemaal niets nuttigs gedaan. Ja, er was een poging gedaan om Naarden te veroveren, maar de poging was op niets uitgelopen. Margaretha voegt een belangrijk detail toe dat niet in haar eerdere brief over de aanslag op Naarden stond: het was allemaal de schuld van Antoine Charles IV de Gramont, graaf van Louvigny. De prins van Oranje had het plan willen doorzetten, en had volgens velen de stad kunnen veroveren, maar Louvigny raadde het af. De onderneming was té gewaagd. Er stond simpelweg te veel op het spel voor de jonge prins. Maar de Fransen zijn ook niet gek… Ze weten dat de prins het hier niet bij gaat laten. De hertog van Luxembourg heeft het garnizoen in Naarden versterkt met verse manschappen, voedsel en geschut.
weer niet voort en koste, waer om den heere louvengie niet goetvont met het de =seijn voorte te gaen sijn hoocheijt wildender Evenwel op aen, da en soude so de meeste opijnie sijn de stat verovert hebbe, maer
loeuvengi raedent af segende dat het te veel voor sijn hoocheijtdie Een jonck heer is en sijn Eerste Exsploot soude sijn te veel gewaecht sou weese
Nog steeds geen orde
De poging van Willem Adriaan II van Horne – de graaf van Hoorn – om Montfoort aan te vallen was door de Franse troepen afgeslagen. Het bleek dat de graaf van Hoorn geen kruit had. Dat was hem, zei hij, wel beloofd… Margaretha vat het kort samen: er ontbreekt nog altijd het een of het ander. Veel is er niet veranderd sinds haar brief van een week geleden. Het lijkt er dan ook op dat de dood van de gebroeders De Witt nog niet veel soelaas heeft geboden. Zelfs na de dood van Johan en Cornelis de Witt wordt er nog zeer kwalijk over de broers gesproken! En dan de prins… Hij heeft zulke slechte raadgevers. Er zijn er maar weinig die het behoud van het land op de eerste plaats zetten. Er gaan ook zeer wonderlijke praatjes rond. Margaretha durft ze niet aan de pen toe te vertrouwen, schrijft ze, dus we zullen helaas nooit weten wat ze precies heeft gehoord.
[en vijfverees in gebracht,] den graef van hoorn heeft ock Een deseijn2Dessein: doel gehadt op monfoort ijae Een atacke daer op gedaen maer isser afge= slage, in de welcke kapteijn lockoert3Onbekende kapitein met Eeni =ge weijnige soldaete sijn doot gebleefve, doen donse daer voor quaeme bevont den graef van hoorn dat hij geen kruijt en hadt hetwelcke so hij seijt se hem belooft hadde te sende, insom ma4In somma: kortom daer ontbreeckt noch altijt het Een oft ander het schijnt dat met het wechneeme vande heeren de witte alde deesorderees5Desorder: ongeordendheid, ordeloosheid, wanorde noch niet wech sijn, het welcke wel bedroeft voor ons alle is, men spreeckt hier te lande noch seer qualijck van den heere bE6De adel spreekt Margaretha aan me hE (hoog edele) bijvoorbeeld shE is dan zijn hoog edele, of wel “hij”. Of als ze haar man aanspreekt gebruikt ze uhEd, u hoog edele, of wel “u”. Hier gebruikt Margaretha bE, wat zou ze daarmee bedoelen? burgere edele? bestuursedele? Of iets heel anders? wil hoope men hent ongelijck doet, [ock van onsen buermans soon den heer]
‘In duijsent beraede’
De Fransen lijken Utrecht steeds steviger in hun greep te hebben en hebben Naarden versterkt. Ook gaat het gerucht dat Engelsen bij Den Briel willen landen. Margaretha twijfelt dan ook of ze er goed aan doet om al haar spullen naar Den Haag te verhuizen, richting de kust waar mogelijk de Engelsen landen. Zal ze De Gulden Troffel nog even aanhouden? Maar de Fransen in Naarden zijn ook wel erg dichtbij…
Toch moet Margaretha wel een keer naar Den Haag. Als ze de kinderen van haar schoondochter Philipotta niet bij zich had, dan had ze het wel geweten. Dan was ze allang richting Den Haag gegaan om het geld op te eisen waar Godard Adriaan recht op heeft. Ze belooft Godard Adriaan op de hoogte te houden. Ten minste, als de brieven aankomen… De brieven van 13 en 17 september hadden Godard Adriaan namelijk nooit bereikt. Ze hoopt dat ze De Gulden Troffel voor iets minder huurgeld dan dat ze nu betaalde kon aanhouden, al was het maar voor de winter. Ze blijft in duijsent beraede…
[men nu seijt is niet met al geweest,] so omt Een alst ander derf ick mij so met persoone als goet niet teenemael in den haech begeef maer heb gedocht of ick dit huijs hier dat
noch niet verhuert is voor de winter als ickt voor Een mindere prijs kost krijge noch in huer hieldt en liet de muebel hier in met den drost en sijn vrou en vader om die te bewaere en dat wij met de kindere naer den haech gingen op deerste onraet aldaer koste Wij weer hier koomen, so uhE dit so goet vint salt selfve met de Eerste post van uhEd verwachte te verstaen, dewijl den tijt vant verhuijse seer nadert sal ick naer uhEd antwoort hier op verlange, [hebt al]
Haagse roddels
Direct na Margaretha’s opmerking over de kwalijke praat over de gebroeders De Witt, schrijft ze een curieus verhaal. Ze beschrijft mensen omfloerst, waarschijnlijk omdat ze vermoedt dat er mogelijk mee gelezen wordt. Ze zegt niet letterlijk dat er een relatie is met de verhalen over de gebroeders De Witt, maar door de overgang laat ze je het wel vermoeden.
Ze schrijft over de zoon van een buurman ‘die zijn wijn van de avond tot de morgen graag lust’7Mogelijk wordt met de buurman Frederik van Nassau-Zuylestein bedoeld. Zijn kasteel Zuylenstein staat vlakbij Kasteel Amerongen.. Samen met een vriend van haar zoon Godard, die één oog heeft, gaat de onbekende zoon van de onbekende buurman laat in avond naar het Noordeinde. Helaas wordt uit de brief niet duidelijk wie Margaretha bedoelt en of ze het heeft over haar Haagse, Amsterdamse of Amerongse buurman. Maar een saillant detail is dat de twee genoemde personen naar ‘fickfoort’ gaan, die op het Noordeinde woont. Zeer waarschijnlijk bedoelt Margaretha hiermee diplomaat Abraham de Wicquefort, een zeer illuster figuur in de zeventiende eeuw, die inderdaad op het Noordeinde woonde. Margaretha weet niet of het waar is, maar het is wel een vreemd verhaal, te meer omdat Abraham de Wicquefort toentertijd toch wel bekend stond als een vertrouweling van wijlen Johan de Witt. Het past in de lijn van de rest van de brief. Wordt zijne Hoogheid wel goed gediend?
[doet,] ock van onsen buermans soon den heer die sijn wijn vande avont tot den merge so wel mach die int voorhout woont en ons kinder goede vriendt met Een ooch, dat die alle nacht of heel laet inde avont komperijsi8Comparitie: een gelegenheid of plaats waarbij men verschijnt int noordijnde bij fickfoort9Van Wicquefort via Wickfoort en Vickfoort naar Fickfoort houde, oft waer is weet ick niet altijt se sijn seer int ooch, [sijn]
1
Waarschijnlijk de rijnoever
2
Dessein: doel
3
Onbekende kapitein
4
In somma: kortom
5
Desorder: ongeordendheid, ordeloosheid, wanorde
6
De adel spreekt Margaretha aan me hE (hoog edele) bijvoorbeeld shE is dan zijn hoog edele, of wel “hij”. Of als ze haar man aanspreekt gebruikt ze uhEd, u hoog edele, of wel “u”. Hier gebruikt Margaretha bE, wat zou ze daarmee bedoelen? burgere edele? bestuursedele? Of iets heel anders?
7
Mogelijk wordt met de buurman Frederik van Nassau-Zuylestein bedoeld. Zijn kasteel Zuylenstein staat vlakbij Kasteel Amerongen..
8
Comparitie: een gelegenheid of plaats waarbij men verschijnt
9
Van Wicquefort via Wickfoort en Vickfoort naar Fickfoort