Margaretha kan haar geluk niet op! Ze heeft de brief ontvangen die Godard Adriaan haar op 1 mei heeft gestuurd en het ziet er eindelijk naar uit dat hij thuis komt! En er zijn genoeg zaken waar Margaretha haar man dringend bij nodig heeft.
Mijn heer en lieste hartge seedert mijne laeste aen uhEd heb ick die vande selfve vande Eerste deeser ontfange, sien met blijschap daer wt de hoope die hij heeft om sijn demissie in korte te sulle Erlange waer naer hartelijck verlange, hier sijn verscheijde dinge daer uhEd sijn ooch wel Eens bij diende te hebbe, [deselfe]
Het werk vordert gestaag
Godard Adriaan moet inmiddels de bouwmeester gesproken hebben, dus hij zal nu wel een beter beeld van de bouw hebben. Margaretha verwacht weinig van het hout uit Anholt, het is nog niet eens gehakt. De bouw vordert maar langzaam. De gewelven onder het grote salet en de torenkamer zijn ‘volkomentlijck gedaen’ en de werklui zijn nu bezig met de gewelven van de keuken. De eerste schoorsteen heeft een hardstenen lijst gekregen. De leidekker heeft de goten bekleed met lood en de naden van het dak met lood afgewerkt. Hopelijk kan hij nu verder gaan met het leggen van de leien.
Margaretha heeft de ossen die Godard Adriaan heeft gestuurd op de ‘beneedenste bolle’ laten zetten, nu het natuurgebied de Gravenbol. Daar is een ‘ongemeene schoone weij’ en dat is al te zien aan de ossen. Ze heeft Teminck nog zes ossen laten kopen, er was nog weide over. Ze hoopt dat ze met de ossen winst kunnen maken. Je hoort haar denken: elke cent is meegenomen! En ze heeft tabak laten planten. Het is groeizaam weer, maar er zijn weer beren op de weg. Het water stijgt en als dat zo doorgaat, lopen de uiterwaarden onder water. Dan moet er niet alleen voor de ossen een andere locatie gevonden worden maar ook voor het vee van andere mensen. De schippers zeggen dat het mee zal vallen en daar houdt ze zich maar aan vast.
de osse die uhEd heeft beliefve te sende gaen op de beneedenste bolle daer ongemeene scho- one weij leijt, en men al sien datse toeneeme, ick heb door teminck noch ses osse doen koope die hij mij vandaech heeft gesonde het stuck voor 46f dat niet allee mijns oordeels maer ock al diese sien heel goet koop vinde, wij hadde de weij noch over hoope de heere ons met het Een Ent ander geluck sal geefven, ick ben ock heel beesich met toeback te pooten daer wij heel schoon en groeij- saem weer toe hebbe, [maert water wast]
Tabaksplant of tabaksbloem, Anselmus Boëtius de Boodt en Elias Verhulst, 1595-1610. Collectie Rijksmuseum.
Een bruiloft bij Beusinchem
Van haar PS maakt Margaretha weer een allegaartje. Er is een bruiloft bij Beusinchem maar ze is van plan om maar één dag te gaan. Haar schoondochter, Ursula Philippota en Eleonora Sofie Bentinck gaan samen naar hun echtgenoten in het leger. En van de 3000 gulden zijn er 2000 onderweg naar Temminck in Amsterdam – maar dat wisten we al.
De post heeft het weer laten afweten! De laatste brief die Margaretha heeft ontvangen, is van 17 april en dat is toch alweer een week geleden.
De prijs van ossen
In ieder geval is ze heel blij met de belofte dat er ossen gestuurd zullen worden. Ze heeft voor ossen uit Twente wel prijzen van 10 dukaten en 30 florijnen moeten betalen. Omgerekend naar guldens is dat zo’n 5 gulden en meer dan 8 gulden en kennelijk is er dan niet zoveel meer op te verdienen.
[deeser geweest,] de osse sal ick verwachten, waer voor uhEd bedancke die sijn wel goede koop in gekocht ick heb voordeese voorde twentse ofges 10 duijcketons en 30f voort stuck moete geefve hoope wij hier geluck meede sulle hebbe, [het]
Het vijfde schip met stenen uit Bremen is ‘gistere aen de vaert’ gekomen, de Vaartsche Rijn dus, maar daar is het door het lage water vastgelopen. Nu moeten de stenen overgeladen worden en er is een knecht van Jan Prang naar toe gestuurd om erop toe te zien dat daarbij geen stenen beschadigd raken. Het zijn prachtige stenen maar het lossen is een hele zorg.
[derwaerts heb gesone,] ick sal blijde sijn alst ander resteerende schip het welcke hoope voor uhEd vertreck van breeme almeede sal konne afgesonde worde, hier sal sijn want der is veel moijte en talmerij int losse vande steene aen vast, [rietvelt is aent wulfve vande]
Rietvelt is bezig met de gewelven van de kelders ‘onder tgroot salet’. De meeste metselaars zijn bezig met de schoorstenen en zij zullen moeten wachten. Als de stenen er niet op tijd zijn, kunnen ze altijd nog meewerken met de gewelven van de kelders.
Gezicht vanaf de Vaartsche Rijn op het dorp Vreeswijk met op de achtergrond de sluis, W. Writs (prent) naar Jan de Beijer (tekening), 1766. Collectie Het Utrechts Archief.
Oorlog voeren kost geld
Margaretha hoopt wel vurig dat haar man nu eindelijk thuis kan komen en dat hij geen nieuwe opdracht meer krijgt. Hij heeft nu zeker de brief van Van Ginckel gelezen over de veldslag. Het is een wonder dat hun zoon en prins Willem het hebben overleefd en ze kan God niet genoeg danken. Wat een ellende is die oorlog toch! En dan wordt er notabene nog gezeurd over het salaris van Van Ginckel, terwijl hij zijn leven waagt en ook nog zoveel paarden heeft verloren in de veldslag. Het is echt geen luxe, hij heeft dat geld hard nodig.
[vijanden heeft bewaert,] och och wat oorlooch is dit wie sou dit niet moede worde, se mooge te weete de gekomiteerde rade van hollant de heer van ginckel wel sijn tracktement als komijsaris generael disputeere die so sijn leefve waecht en weer in deese slach so veel
paerde verlooren heeft, hij kan dit ijaer op ijaer so niet harden, sonder sijn hoochge tracktement, [wij hebbe dubbelde reeden]
Gesneuveld paard, Jan van Huchtenburg (prent) naar Adam Frans van de Meulen, 1674-1733. Collectie Rijksmuseum.
Soldatenkleren
De PS’en van Margaretha zijn vaak verrassend. In deze PS heeft Margaretha het over twee tonnen met soldatenkleren van Monsieur De Blanche die eigenlijk in Muiden bezorgd hadden moeten worden. Maar de schipper kon ze daar niet afleveren en scheepte Margaretha ermee op. En Margaretha weet raad: ze heeft de tonnen naar Teminck in Amsterdam gestuurd. Geen groeten van de kleinkinderen dit keer!
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor p s de twee tonne met soldate klleere van Mons blansge heeft den schiper mee aende vaert gebrocht vermidts hij den man daer die tot muijde aen geadreseert sijn niet daer heeft konne vinde, ick hebbese naer Amsterdam aen teminck doen sende die daer over aen mij geschreefve heeft, noch is van heeteren inde haech met de bekende ordinansi niet te recht ock kan ick met het neegoosgeere vande peninge noch niet te rechte koome
Margaretha is zo dolblij dat ze de brief heeft ontvangen die Godard Adriaan haar op 10 april heeft geschreven, dat ze zich helemaal te buiten gaat qua taalgebruik. ‘Ick slacht de kindere’, schrijft ze.
Kinderen slachten?
Welja, denk je als lezer uit de eenentwintigste eeuw, heb je daarvoor zo goed voor ze gezorgd? Maar Margaretha gebruikt de taal van de zeventiende eeuw en wat ze bedoelt, is dat ze, net zoals een kind probeert te doen wat zijn ouders willen, probeert om te doen wat Godard Adriaan van haar vraagt. Ze doet haar best want dit moet echt een droomhuis worden. En er wordt al weer hard gewerkt. Rietvelt heeft negen ‘truijfels’ aan het werk gezet. Pars pro toto, moet je maar denken: truijfels zijn troffels, het gereedschap van metselaars. Alleen is Rietvelt nu wel ziek geworden dus het toezicht ontbreekt.
[rec. 19 dito] Ameronge den 14 April 1677
Mijn heer en lieste hartge heede ontfange uhEd aengenaeme van 10 deeser en is mij seer lief daer wt te sien dat deselfve genoechge neemt int geen ick hier so int Een alst ander doen, ick slacht de kindere doen mijn beste, rietvelt is met 9 truijfels int werck gekoome daer sulle noch 4 a 5 volgen, hij selfs had voor sijn aenkomste al hier de koorts meendese quijt te sijn, maer heeftse gistere weer gekreechge en vandaech meest te bedt geleechgen, hoop hijse niet lange houde sal, tsou mij anders seer qualijck koomen, [sijn volck sijn]
En dat toezicht is wel nodig vanwege een speciaal plan. Godard Adriaan heeft aan Margaretha geschreven over luiken in de plafonds en speciaal in het tongewelf van de gang op de benedenverdieping, de ‘wulfsels’. Op die manier kunnen de manden met wasgoed uit het souterrain naar de zolder gehesen worden, waar de was kan drogen. Handig, want met de zware manden over de bediendentrap, dat is geen pretje, dat beseft Margaretha ook. Alleen, een luik in de keldergewelven ziet Margaretha niet zo zitten, dat stukje kunnen de manden met natte was nog wel door het voorhuis gedragen worden. Tenzij Godard Adriaan daar andere ideeën over heeft natuurlijk.
Er wordt nu hard gewerkt aan de gewelven van het souterrain, allereerst onder het ‘groot salet’ en dan de keuken en de alkoof. Hopelijk is Godard Adriaan wel thuis tegen de tijd dat het zover is? De gewelven worden zo gemaakt dat er altijd nog luiken in geplaatst kunnen worden. Ook secretaris Van Den Doorslagh heeft met Rietvelt gesproken en ook hij doet per brief verslag van zijn gesprek over de luiken.
[=sels vande kelders gaen,] ick heb met rietvelt weege de luijcke daer uhE van schrijft gesproocke, die wel soude koomen en ock konnense inde wulfsels wel gemaeckt worde maer mijns bedunckens hoef =dense in die vande kelders niet want men Eenige swaerte hebbende die so wel doort voorhuijs inde gaelderij1Lange gang sou konne brenge en vandaer laete door
Een luijck op hijsen als door de kelders dan soot uhEd best dunckt kant geschiede, daer sal ock noch tijt van beraet toe sijn geloofve sij het ondert groot sa= let2Grote zaal Eerst sulle wulfve en dan booven de keucken en alkoobe kamer3Alcovekamer, wat nu de eetzaal is so dat ick hoope uhEd wel thuijs sult sijn Eerse aende gaelderij4Lange gang koomen, ock seijt hij de wulfsels wel so te konne slaen dat men tot alle tijde daer luijcken in sou konne maecken, [nu sijn]
Er wordt ook gewerkt aan de vloer en Margaretha is erg enthousiast over de vloerstenen die Godard Adriaan heeft gestuurd. Hij heeft ook voor de grote zaal van Middachten besteld en Margaretha verzekert hem dat vrouw Van Ginkel daar erg mee in haar schik zal zijn. Sommige vloerstenen zijn wat dunner, maar Jan Prang heeft gezegd dat ze even sterk zijn als de andere.
[tijde daer luijcken in sou konne maecken,] nu sijn wij beesich met de vloer en andere hartsteene bp die hier aengekoomen sijn op te rijden de vloersteene sijn seer schoon en groot hoope datter Etlijcke meer sulle sijn als wij van doen hebbe om alser bij onge = luck mochte gebroocke worde dat men niet verleege sij, ick ben blijde dat uhEd ock vloersteene voorde Middachtense sael heeft bestelt daer de vrou van ginckel wel meede in haer schick sal sijn en ick uhEd van haerent weechge vast voor bedanck sij weet het noch niet, de geschuerde hartsteene trappe vinde ick ock seer fraeij, somige vande vloer steene valle wat dun doch ijan prang seijt datse Even starck sulle sijn, [aengaende het gelt ge=]
Bouwen kost geld en dat blijft een zorg voor Margaretha. En omdat het ook een zorg is voor anderen, is het lastig om aan geld te komen. In Holland gaan ze weer de tweehonderdste penning heffen, een vermogensbelasting, en Margaretha vraagt zich af hoeveel wat er nog uit de bevolking te persen valt.
En er is nog een zorg. Prins Willem III is met het leger naar Yperen getrokken om Sint-Omaars te ontzetten en Van Ginkel is daar natuurlijk bij. Het kan niet anders of er zal gevochten worden met alle risico’s van dien. Margaretha uit haar zorgen aan Godard Adriaan: ‘De heer almachtich wil zijn hoo(gheid) en de heer Van Ginckel bewaeren’.
[Even starck sulle sijn,] aengaende het gelt ge= =loof dat van heeteren beesich is om ordinansi te versoecke, beusekom heb ick versocht toch sorchge tot betaelline vande selfve te wille drage, wat de rest oft te neegoosgeerende peninge belanckt sal ick sien hoet daer meede maeck, daer is seer
qualijck gelt te krijgen het schijnt de liede swaerhoof =dich sijn en wille haer van gelt niet ontblooten, met seijt dat sijn hoocheijt naer ijperen marscheert om s omeer teontsette so dat is vrees ick datter noch wel Een schermutselen om sal gaen dat mij seer bekomert de heer almachtich wil sijnhoo en de heer van ginckel bewaeren, wij beleefven droefvige tijden, in hollant is weer den twee honderste peninck voor twee mael geefvens gelt in gewillicht, hoe seet wt de liede sulle krijgen sal te besienstaen, [hoe groote papa het werck]
Het Franse leger voor Yperen (middenblad), 1678, anoniem, 1678-1699. Collectie Rijksmuseum.
Oorlogskas
De staat heeft een andere manier voor het financieren van de oorlog bedacht. Ze verwachten kennelijk dat de Spanjaarden een miljoen bijdragen. En dat is volgens Margaretha het probleem van de staat, iedereen ziet de problemen aankomen, maar zijn doen alsof hun neus bloedt. ‘En wij sijn uut gemergelt’, schrijft Margaretha, ‘och och hoe wilt met deesen bedroefden oorloch noch af loopen, den goeden god wilt ons bij staen’.
[leeft sal hij Een last voorde provinsie sijn] ,tis wel Een ongeluck voor den staet dat men noijt geen swaericheeden en Aprehendeert schoont dat mense siet koome voor datse ons op den
hals sijn, waer sou men nu Een mielijoen gelt haelle vande spaense geloof niet dat gelt te verwachten is, en wij sijn wt gemergelt, och och hoe wilt met deesen bedroefden oorlooch noch af loopen, den goeden godt wil ons bij staen in wiens heijlige bescherminge uhEd beveelle, en blijfve
Toch laat Margaretha zich niet ontmoedigen. In de PS voegt ze nog wat losse opmerkingen toe. Er zijn vier schepen met vloerstenen aangekomen en ze heeft de vracht betaald.
Natuurlijk doen de kinderen hun groeten aan ‘groote papa’. Fritsje, inmiddels 9 jaar oud, laat nog weten dat hij erg zijn best doet!
Helaas zijn twee stenen op elkaar gevallen en gebroken. Margaretha heeft ‘daer wel ome gekeefven’ maar ja, dat hielp niets.
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
ps nu hebbe wij vier scheepe met hart en vloer steene hier die ick de vrachte heb betaelt, fritsge seijt sijn best int leeren te doen meent hij vrij meer meester vant hansge sal sijn als kees otte, preesenteert neffens sijn broer godert en sijn susters sijn onderdanigen dienst aen groote papa ick moet ock segge datter twee vande grootste rouwe hartsteene trape die noch door geklooft moste sijn en voorde bruch opt voorburch soude gelecht hebe
Overdwars: int opdoen op malkandere hebbe laete valle en gebroocke sijn daer ick wel ome gekeefven heb dan dat helpt niets
De postbode heeft het er maar druk mee! Margaretha heeft de brief van 13 maart ontvangen en ze begrijpt daaruit dat er al minstens drie schepen, misschien zelfs vier, met ‘hartsteene en vloersteene’ naar Amerongen onderweg zijn.
[rec. 25. dito] Amerongen den 20 maert 1677
Mijn heer en lieste hartge heeden ontfange ick uhEd schrijfveens vande 13 deeser waer wt sien dat het 3 en mischien het 4de schip met hartsteene en vloersteene op wech sijn om herwaerts te koome de heere wilse alle Een behoude reijs geefve ense sonder ongeluck laette over koome
Van stenen en ossen
Als die schepen met stenen nu maar veilig aankomen! Het heeft gestormd en naar Margaretha’s idee hadden de eerste twee er toch al moeten zijn. Margaretha hoopt zo snel mogelijk alle stenen in huis te krijgen zodat er aan de vloeren kan worden begonnen.
ick hoor noch vant Eerste of tweede schip niet die al dees quade storme hebbe wtgestaen dat mij bekomert en naer mijn gissine moste die alle beijde al hier te lande sijn, ick had wel gewenst wij al de vloersteene meede hadde konne krijge dan hoope die der nu noch ontbreecke te sulle volgen, [uhEd beliefve ock Eens te schrijfve of wij]
Van de vloerstenen naar de ossen, het is wel even iets anders. Godard Adriaan heeft kennelijk toegezegd dat hij vanuit Bremen magere ossen naar Amerongen zou sturen als vetweiders. Als dat niet lukt, moet Margaretha meer schapen kopen om vet te weiden. Die weilanden moeten tenslotte wel wat opbrengen!
[volgen,] uhEd beliefve ock Eens te schrijfve of wij staet sulle konne maecke op magere osse die uhEd daer soude koopen, anders soudt ick hier meer schape moete in koopen om vet te weijden, [het is hier noch heel onstuijmich weer]
Ondertussen is het nog ‘heel onstuijmich weer’ en het enige positieve dat over het weer te melden is, is dat het niet meer vriest. Aan metselaars inhuren begint ze op deze manier nog niet, ze vragen veel geld, ze doen niets anders dan in hun handen blazen vanwege de kou en ze maken korte dagen. Naar Margaretha’s idee begint de werkdag voor een metselaar voor zes uur ’s morgens en eindigt die na zes uur ’s avonds. Ze had het geluk dat er nog geen vakbonden bestonden in de zeventiende eeuw.
Voordat Margaretha mensen inhuurt, moet ze, zo schrijft ze aan Godard Adriaan, ‘met mijn beurs te rade gaan’. Uiteindelijk bepaalt de portemonnee hoeveel werk er verricht kan worden want de bouwvakkers moeten ‘geduerig gelt hebbe zij willen niet eenen dach wachte’. Bij de steenoven wordt al gewerkt, er is nogal wat schade door het hoge water.
[weijden,] het is hier noch heel onstuijmich weer alle daege schoon dat het niet meer vriest, de metselaers wille groote dachhuere hebbe en alst so kout is doense niet als in haer hande blaesen, sij konne ock s mergens niet voor ses Euren aent werck koome en scheijde daer savants ten sesten weer wtt, ick heb rietvelt ontboode als hij komt sal alles met hem over leggen
ick moet ock met mijn beurs te rade gaen want als dat volck int werck is moetense geduerich gelt hebbe sij wille niet Eenen dach wachte, [men is]
En wanneer komt Godard Adriaan nu eens thuis? Ze heeft het aan de prins gevraagd en die beloofde haar dat hij naar Kleef zou gaan om daar met de keurvorst te spreken maar inmiddels heeft Margaretha gehoord dat hij bij Arnhem is omgekeerd omdat de keurvorst niet in Kleef was. Hij is waarschijnlijk naar het ‘randevoes’ van het leger gegaan en Van Ginkel is vandaag vanaf Middachten ook naar het leger vertrokken. Van Ginkel had graag zijn vader gesproken voordat hij vertrok. Margaretha wenst hem alle goeds toe inclusief de bescherming van engelen.
nu ick hoope uhEd daer teegen weer thuijs sal sijn met de laeste post heb ick uhEd geschreefve het antwoort dat sijn hoocheijt mij gaf op de vraech die ick hem weegen uhEd verblijf of t huijskoome heb gedaen, hij meende van hier naer kleef te gaen om met den heere keurvorst te spreecke, maer hoore hij van Aernhem weerom gekeert is moet daer of daer ontrent gehoort hebbe dat de keurvorst noch daer niet en was, nu sal hij al naert ran =devoes van ons leeger sijn, de heer van ginckel die geloofve ick dat vandaech van Middachte naert leeger vertreckt, hij had ock wel gewenst uhE voor sijn vertreck te spreecken, de heere wil hem
bewaere en door sijn heijlige Engelen geleijde, [tis voorwaer]
Ten strijde
Terwijl de mannen zich opmaken voor hetzij een fysiek hetzij een diplomatiek strijdperk, voert Margaretha haar eigen gevechten, met geld en met water. Er is geld nodig voor turf om de steenoven te stoken en hoe eerder ze die turf kan kopen, hoe minder ze hoeft te betalen. Bij alle zorgen om de financiën komen ook nog de zorgen over het water. Er is veel sneeuw gevallen aan de bovenloop van de Rijn en dat gaat allemaal langs komen. Maar Margaretha houdt goede hoop: ‘de heer – hoope ick – salt in alles ten beste schicke’.
[het daer nu niet lange meer sal dueren,] ick verlange naer deselfs komste te meer om te overslaen waer het gelt dat wij deese soomer weer tot het werck van noode hebbe vandaen sal koome dat mij bekomert dit ijaer salt ons noch seer swaer valle, daer naer kan ment met gemack doen maer nu moet het noch sijn voort ganck hebbe, tot de steenoven hebbe wij het voorleedene ijaer ontrent de 1800f aen turf gehadt ent ijaer te vooren doen wij maar 9 monde1maanden hebbe gebacke hadde wij 2100f aen turf en nu hebbe wij 14 monde gestoockt, is nu den turf noch beeter koop dat sal ons heel wel koome en hoe wij die vroechger laete koome hoe wij minder onkoste hebbe te verwachte, so vant laege water als ander maer dan moeter ock ten eerst so veel gelt sijn, en ick aprehendeer2Apprehenderen: vrezen seer weer Een hooch water vermidts der boove int lant so veel sneuw is gevallen, de heer hoope ick salt in alles ten beste schicke, inwiens heijlige bescherminge uhEd beveelle en blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
Jawel, Godard Adriaan is aangekomen in Minden! Margaretha heeft zijn brief van 19 februari ontvangen. Hij logeert bij generaal-majoor Eller en Margaretha hoopt die familie ooit in Den Haag te kunnen ontmoeten om iets terug te kunnen doen voor alles wat ze voor Godard Adriaan hebben gedaan: ‘so veel sivieliteijt en vriendschap’ heeft hij van hen ontvangen.
Ameronge den 27 febrijwa 1677 [rec. 5. Marti 1677]
Mijn heer en lieste hartge
uhEd aengenaeme vande 19 deeser heb ick heede ontf en is mij lief daer wt te sien dat deselfve wel tot minde is aengekoomen en so wel bij den gene =rael maijoor Eder1Ze bedoelt waarschijnlijk Eller: Wolgang Ernst Eller zu Laubach wert onthaelt, wij hebbe die goede liede wel oblijgasie2Obligatie: Het gebonden zijn door ontvangen dienst of gunst. daer uhEd so veel si= =viEliteijt en vrienschap van ontfanckt , wenschte wijt geluck hadde van haer hEd Eens hier of inde haech te mooge naer ons kleijn ver =mooge te onthaelle, [ick sal verlange dat sijn]
Vogelvluchtplattegrond van Minden, Wenzel Hollar. In: Teatrum Urbicum: Pars Secunda, Joannes Jansonius van Waesberghe, ca. 1657. Collectie: Staats- und Universitätsbibliothek Dresden. Bron: Deutsche Fotothek
Naar huis
Maar eerst wil ze toch eigenlijk graag weten wanneer Godard Adriaan nu eindelijk weer eens thuis komt. Ze hoopt dat van de Prins van Oranje te zullen horen zodra die weer in Den Haag is. Van Ginkel is op Middachten en Margaretha verwacht dat hij met de Prins mee naar Den Haag zal komen.
Land en een berch
Voor ze het vergeet, ze heeft sinds haar laatste brief twee morgen land van Lijsge Geurte aangekocht plus de ‘berch’ die zij deelt met Jan van der Merck. Een ‘berch’, dat kan gaan om een hooiberg maar ook om een berging, een schuur dus. Dat laatste ligt hier meer voor de hand. De prijs was 1050 gulden. In de komende week zal Margaretha 200 gulden contant betalen aan Lijsge en de resterende 850 gulden volgt dan in twee termijnen, waarvan de eerste met kerstmis verloopt.
[den haech gaet,] seedert mijne laeste heb ick het lant van lijsge3Liesje geurte te weeten de twee merge die haer Eijgen toekoomen endenberch die sij met ijan vander merck gemeen heeft
gekocht saeme voor de som van 1050f ick segge Een duijsent en vijftich gul, onder kondiesie dat ick haer inde toekoomende weeck twee hondert gul kontant sal betaelle en de resteerende 850f deene helft korsmis Eerstkoomende en dande helft paesche daer aen dat paesche 1678, hoope uhEd dit so sal gevalle en aengenaem weesen, het schijnt sij gelt van doen hebbe, [voort is hier niet gepasseert]
Landschap met schuur en schutting, Jacob Isaacksz van Ruisdael, 1638-1682. Collectie Rijksmuseum.
Een natte dijk
Wat moet ze verder nog schrijven? Zoveel is er niet gebeurd. Nou ja, het regende in de afgelopen week, maar vandaag is het mooi weer en nog warm ook. Eigenlijk heeft Margaretha nog wel wat te vertellen, want het water in de rivier stijgt zo sterk dat er werkzaamheden nodig waren aan de sluis. En als er nog meer water komt, dan loopt de Grebbedijk4In 1677 gaat het goed, in 1855 gaat het mis, de sporen zijn nog steeds te zien in het landschap. gevaar. Door ‘alt natte weer’ is die al zo doorweekt, dat de wagens erin wegzakken en om moeten rijden over de Veluwe. Gaat de dijk doorbreken? Margaretha hoopt dat ‘de heer almachtich versien sal en alles tenbeste schicke’.
[gelt van doen hebbe,] voort is hier niet gepasseert dat schrijfvens waert is mij hebbe deese weeck hier veel reegen gehadt maer vandaech seer schoon en warm weer, doch het water wast hier ongemeen sterck se hebbe giste =ren en vandaech aende sluijs met alle macht gewerckte om die dicht te maecke dat sij meenen nu meest gedaen te sijn, maer soot water aent wasse blijft vreest men weer voorde grebbendijck die so door alt natte weer door weijckt is datse naulijck bruijckbaer is, de wagens sacken daer so in dat de meeste voerliede over de veelu rijden so mij de kamelaer van geijn, die tot rhienen woont heeft geseijt, so dat
men vreest dien dijck het hoochge water niet sal konne wtstaen en de slaeper dijck seggense dat ock niet sal konne houde, hoop de heer almachtich versien sal en alles ten beste schicke, [inwiens heijlige bescherminge]
Landschap met een wagen en een ruiter, Jan van Goyen, 1606-1656. Collectie Rijksmuseum.
Kussen
Als ze het dan toch over de almachtige heer heeft, is dat gelijk een mooi bruggetje om een eind aan de brief te maken. Margaretha sluit af met Fritsje, Godertje en hun drie zusjes, die allemaal de handen van ‘groote papa’ kussen. In gedachten dan.
Het is koud op Amerongen, bitter koud. Het is in jaren niet zo koud geweest. Nou ja, als Godard Adriaan het zegt, misschien is het in Bremen nog wel kouder, vooruit dan maar. Maar het heeft de afgelopen nacht op Amerongen zo hard gevroren dat het ijs meer dan een halve voet dikker is geworden. Meer dan 15 centimeter erbij dus. Ideale schaatsomstandigheden, maar daar staat Margaretha’s hoofd niet naar. De vissen in de gracht, dat is haar grote zorg! Ze heeft twee man aan het werk gezet om de bijten in de gracht open te houden zodat de vissen het overleven. Als die aan het ene eind klaar zijn met hakken, is het andere eind al weer dichtgevroren en kunnen ze opnieuw beginnen.
[rec. 27. Dito] Ameronge den 16 deesem 1676
Mijn heer en lieste hartge uhEd mesiefve vande 9 deeser is mij behandicht, en beklaechge deselfve in deese felle koude, geloof het daer vrij felder is als hier, hoewel de vorst ons so hart aen stast alse in Eenige ijaeren her= waert heeft gedaen, t heeft hier deese nacht meer als Een halfve voet dickte gevroore ent water kontiniweert noch te valle, so dat ick voor onse vis inde grafte vrees, twee mense hebbe gestadich en heelen dach werck te bijten als sijt opt, Een ent open hebbe leijt het opt ander weer toe, veel kleijne vis stef sterfter die int bijten aent ijs blijft hange, maer als noch weijnich groote, [ick laet vermidts hier geen sijn, Een modder]
Een man bijt een wak om vissen te vangen, Fragment uit: IJsvermaak bij een stad, Hendrik Avercamp, ca 1620. Collectie Rijksmuseum.
De winter van ‘76
Buisman citeert deze brief van Margaretha in ‘Duizend jaar weer, wind en water’ als bron voor de koudegolf van december 1676. Twee weken lang houdt deze strenge vorst aan. En niet alleen in Amerongen: zo is de trekvaart van Haarlem naar Leiden dichtgevroren.
Margaretha doet haar uiterste best om de vis te laten overleven. Ze wil een baggeraar uit een veengebied laten komen om kuilen in de gracht uit te baggeren. De vissen hebben in de diepte meer overlevingskans. Ze doet alles wat ze kan, maar er zijn grenzen en bovendien ‘heb ock wercks genoech de kindere warm te houde’.
[groote,] ick laet vermidts hier geen sijn, Een modder man wt t veen koomen om te sien of hij geen wije kuijlle sou konne wt haelle om de diepte te hebbe daer de vis haer in kost berge, in soma ick doe al wat ick kan, moet het voort op geefve heb ock wercks genoech de kinderen warm te houde
Interieur met kinderen en vrouwen voor de haard toegeschreven aan Eugène François de Block, 1840 – 1842. Collectie Rijksmuseum.
Het dak
Ondertussen wordt er nog steeds gewerkt aan het huis. De leidekkers zijn bezig met het solderen van de loden goten rond het huis, dat hebben ze vandaag af. Dan moeten ze verder met het dichten van de openingen tussen de verschillende daken op het huis maar dat is ook maar werk voor een dag of twee. Verder is er voor de rest van het jaar weinig te doen. Schut en Rietvelt zijn naar Amsterdam.
gu de leijdeckers sijn noch beesich int soudeere vande loode goote die buijten omt huijs legge krijgense vandaech gedaen, dan moetense de kille voort
dicht maecken dat ock in Een dach al twee sal gedaen sijn, aende rest is niet geleege, dat kan sose segge geen schade doen, salder dan laete wt scheijde tot het voor ijaer want tis schande so weijnich alse doen gisteren is schut en riet velt vertrocke en naer Amsterdam gegaen, [de teijckenin die hier neffens]
Weer tekeningen
Schut heeft voor zijn vertrek nog een tekening van de voorburcht gemaakt die Margaretha met haar brief meestuurt. Van Ginkel is van mening dat de voorburcht vierkant moet worden en heeft de tekening al bekeken. Schut was het daarmee eens en nu moet Godard Adriaan er maar eens naar kijken. Eigenlijk moet hij het ook zelf ter plaatse komen bekijken voordat er iets gedaan kan worden. Alles is nu opgeruimd en het is indrukwekkend. Van Ginkel is enthousiast, hij vindt het ‘seer manifijck en fraeij’.
[Amsterdam gegaen,] de teijckenin die hier neffens gaet heeft schut voor sijn vertreck gemaeckt daer de seekretaris uhEd hier nefens bericht van doet , de heer van ginckel die gistere weer naer Middach is gegaen deese teijckenin gesien hebbende vintse wel goet maer oordeelt dat het voorburch behoorde vier kant inde haeck te koome, het welcke schut hetselfe aengeweese sijnde heel goet keurde, uhEd belieft sijn speekulasie daer op te neemen, daer is tijt ge noech toe want daer kan mijns oordeels al heel niet in gedaen worde voor uhEd het selfs op de plaetse siet, nu het nieu geboude huijs opgeruijmt is geeft het Een groote ruijmte en vindt den heer van ginckel het seer manifijck en fraeij, [met de meule]
Het algehele plan van het huijs te Amerongen met zijn tuinen en plantages, Anco Wigboldus, 1941. Collectie Kasteel Amerongen. Op deze afbeelding is de vierkante, maar scheef ten opzichte van het huis liggende voorburcht goed te zien.
De molen
Margaretha heeft nog weinig tijd gehad voor de molen, maar ze gaat er achteraan. Ze zal informeren of ze de betaling in termijnen mag doen en dan beginnen met duizend gulden. Minder kan niet, want ‘die mense sijn so arm als Jop en worde van haer schuldenaers van alle kante overvalle’. Die duizend gulden zullen dus direct naar de schuldeisers gaan en mogelijk eindigt de molenaar en zijn gezin dan alsnog, zoals de Bijbelse Job1Job 2, op de mesthoop. Want Margaretha gaat op zoek naar een andere molenaar. Schut en Rietvelt hebben de molen, de rosmolen en het huis al geïnspecteerd en naar hun oordeel gaan de reparaties zo’n 400 ducatons kosten.
[ginckel het seer manifijck en fraeij,] met de meule naer heb ick noch geen tijt gehadt sint het ontfang van uhEd brief te spreecke sal sien hoe ickt daer meede maecke en oft op termijne sal konne ver= =kocht worde, altijt geloof datter Een duijsentgul tot betaeline vande Eerste paeij sal moeten sijn want die mense sijn so arm als Jop2Job 1:21 en worde van haer schuldenaers van alle kante overvalle, ick heb de wint en rosmoolle van schut en rietvelt laete besien
daermen om de wint en rosmoolle met het huijs in gebruijcklijcke reeperaesie te brenge noch wel bijde vier hondert duijcketons aen te koste sal moeten hangen, dat is over de 1200f, Een goede moolenaer geloofve wij wel krijge sulle alstmaer so verde is, [den heer van wellant heeft aen mij ge=]
Margaretha heeft een brief gehad van neef Welland met het verzoek om een goedkeuring van pater familias Godard Adriaan voor zijn huwelijk. Zijn toekomstige vrouw is immers intelligent en niet onbemiddeld. De dame in kwestie is Eleonora Constantia van der Meijden. Ze is niet van adel en ze is weduwe, maar dat zijn geen zwaarwegende bezwaren tegen het huwelijk. Wat dan wel? Eleonora heeft zich door haar eerste echtgenoot laten schaken. Ze is dus zonder goedkeuring van haar ouders getrouwd en dat schandaal is algemeen bekend. ‘Ick heb hem geantwoort niet te konne begrijpen dat hij geen meer ambijsie heeft als so een vrou [….] te neemen die onder sijn kondijsij is, daer hem Godt met so veel aensienlijcke middelen heeft geseegent’. Kortom, Welland, kun je nu echt niets beters krijgen? Maar Margaretha vreest dat ‘het al te verde gekoomen is’.
[so verde is,] den heer van wellant heeft aen mij ge= schreefve versoeckt ick bij uhEd soude intersideere dat sijn geinklineerde houlijck beliefde goet te vinde also sij Een Persoon van seer groot verstant en middelen is , ick heb hem geantwoort niet te konne begrijpen dat hij geen meer ambijsie heeft als so Een vrou behalfve andere reedene te neemen die onder sijn kondijsie is, daer hem godt met so veel aensienlijcke middelen heeft geseegent, en versocht hij hem wel wilde bedencken Eer hij hem hier verder ingaesgeert op dat hem niet berout alst te laet sal sijn , maer naert segge vande werlt die daer inde haech so wel als te wttrecht den mont vol van hebbe, vrees ick dat het al te verde gekoome is , nu ick wilt beste hoopen, [opt geene de heer van]
Prins Willem is terug uit Zeeland en viel in Den Haag met zijn neus in de boter: een rel in de kerk waardoor hij genoodzaakt was om drie predikanten te schorsen. Van Ginkel heeft hem in Den Haag nog gesproken en kreeg een geruststellend bericht over zijn salaris. Geldproblemen alom….
In haar postscripten doet Margaretha nog de groeten van ‘ons kleijn geselschap’. Ze heeft Godart Adriaans brief van 12 december ontvangen en maakt daar nog even snel wat opmerkingen over. Maar ‘de post staet te vertrecke’, adieu voor vandaag!
al ons kleijn geselschap tot godert in kluijs preese teere haere dienst aen groote papa
Margaretha is dolblij: ze heeft maar liefst twee brieven van Godard Adriaan ontvangen! Ze is blij om te horen dat steenhouwer Jan Prang aangekomen is in Bremen. Maar wat vindt Godard Adriaan nu van de tekeningen? Margaretha zit te wachten op antwoord.
Ameronge den 2 deesem 1676 [rec. 7. dito 1676] Mijn heer en liest hartge
gister heb ick uhEd aengenaeme vande 25 en vandaech die vande 28 pasato ontfange, tis mij lief ijan prang wel is overgekoomen, nu verlanckt mij hoe uhEd al het overgesondene so teeckenine als ander aenstaet, en wat daer op sal reesolveere, [aengaende het verhoochge]
Druk, druk, druk
Bovendien ze wil aan de slag met de groentetuin. Ze wil de koolhof ophogen met aarde en zand en Van Ginkel wil daar ook nog fruitboompjes poten. Het werk aan het kasteel vordert. De metselaars zijn klaar met de bogen in de kelder maar de timmerlieden hebben nog wel een paar dagen werk. Het lood is aangekomen en de leidekker is bezig om het in de goten te leggen. Het werd hoog tijd.
[op sal reesolveere,] aengaende het verhoochge vande kool hof achter den bloem hof, soot sulcken vriesent weer blijft sulle wij met den Eerste daer aengaen en sant en Aerdt daer in laete brenge, de heer van ginckel heeft geseijt te wille sien dat hij Eenige vande kleijne fruijt boomtges die hem toegeseijt sijn, te krijge om daer in te pooten, de metselaers sijn gisteren alle wt ons werck gegaen hebbende al de scheijt boogen inde kelders gemaeckt dat Een groot werck wt de weech is, de timmerli hebbe noch wel acht dage werck, ijanhenderixs
den leijdecker is aent legge vant loot inde goote dat hooch tijt is gedaen te sijn, [gistere is]
Maar er zit Margaretha iets dwars, een heel ander onderwerp: de molen. De molenaar heeft schulden en hij moet de molen verkopen. De schuldeiser wil de molen laten veilen, maar Margaretha wil liever zelf bepalen wie de volgende molenaar wordt. De molenaar vraagt er vierduizend gulden voor. Een beetje veel, vindt Margaretha, hij heeft er zelf indertijd 700 gulden voor betaald. Goed, sinds die tijd is er wat aan vertimmert en hij heeft er een huis en een rosmolen bij gebouwd, maar zoveel bijzonders is dat nu ook weer niet. Margaretha heeft er drieduizend gulden voor geboden, dat is het wel waard, maar waar haalt ze het geld vandaan? Moeten ze een obligatie verkopen? Zou Godard Adriaan per omgaande zijn ‘sentimente’ op dit punt kunnen laten weten?
[dat hooch tijt is gedaen te sijn,] gistere is onse moolenaer hier bij mij geweest die seijt de moolen niet te konne houden ock heef kor= =neelis verweij die in verwin en wilse te koop veijlle tensijse uhEd niet wt de hant be= liefde te koope, nu de moolenaer preesen= =teertse ons te verkoope maer Eijster vier duijsent gul voor ick seij als hijder drij duijsent gul voor hadt dat hij heel wel toe sou koomen, die heeft hij der voor gelooft, en daer maer seeven hondert gul op betaelt , nu heeft hij der aen getimert Ent huijs dat niet veel bijsonders is geset ock de rosmoole so dat mijns oordeels alsmense voorde drije duijsent gul kost krijge het niet te dier sou sijn, maer waer koome wij aentgelt of most oblijgasie verhandelen, uhEd be= =lieft sijn gedachte hier Eens op te laete gaen en sijn sentimente met den Eerste te laeten weeten, [ick ben teegenwoordich]
Gezicht op het dorp Amerongen uit het noorden. A. Rademaker, ca 1725, gemaakt naar een voorbeeld uit 1620. Collectie Het Utrechts Archief.
Worst
Margaretha springt werkelijk van de hak op de tak in haar brief. Ze heeft varkens geslacht. Vier varkens die ze zelf heeft gemest en twee ‘eijckel verckens’, varkens die in het bos hun voedsel (zoals eikels) hebben gezocht. Ze is heel tevreden over zichzelf: het is haar beter afgegaan dan hopman Blanche. De kleindochters Pootge (Salomé Jacoba van drie) en Niera (Reiniera van vier) zijn al druk bezig met het maken van worst voor ‘groote papa’. Hij moet nu maar eens snel thuiskomen!
[te laeten weeten,] ick ben teegenwoordich ock int slachte van verkens heb vier van
ons Eijge gemeste en twee Eijckel verckens gesla die alle ses heel suijver en klaer gevalle sijn so dat mij slachte beeter als die vande heer hoop man1Hopman: Bevelhebber van zekere afdeeling (een vendel of compagnie) krijgsvolk of schutters: kapitein. Ze geeft Blanche regelmatig verschillende titels: Kapitein, Monsieur en nu Hopman… Zou ze Blanche gekscherend de bevelhebber van Godard Adriaan noemen? blansche2Isaäc de Blanche, in dienst van Godard Adriaan geluckt sijn, pootge en niera maecken al worst voor groote papa maer segge dat hij haest thuijs moet koomen, [Antge kijft op de groote bach]
Interieur met een vrouw die worst maakt, Jacques-Philippe Le Bas, 1747. Collectie: Rijksmuseum
Drukke kleintjes
Antge (Anna van zeven) is boos omdat ze kousen voor ‘groote papa’ wil breien maar ze heeft geen voorbeeld voor de juiste maat. Nu ze geen kousen kan breien, is ze van plan om een brief te schrijven aan ‘groote papa’. Hopelijk is hij daar ook tevreden mee. Het is duidelijk: Margaretha geeft haar kleindochters een opvoeding waarmee ze van alle markten thuis zijn. En misschien moeten ze ook wel helpen omdat Margaretha anders geen tijd heeft om brieven te schrijven. Fritsje is nog op Middachten dus Margaretha heeft geen nieuws over hem. De kleine Godertje is gezond en groeit goed, maar hij draagt een ‘bant’ om te genezen van zijn breuk en Margaretha is de enige die de ‘bant’ mag verschonen. Baby Agnes brengt ook de winter bij haar grootmoeder door en ze groeit als kool.
[koomen,] Antge kijft op de groote bachSophia Visbach, trouwe huishoudster van Margaretha dat sij haer geen hoosHoos: Min of meer nauw sluitende, langere of kortere bedekking van het been. van groote papa heeft gegeefve om naer te breije, hoopt teegens nieuwe ijaer Een brief aen groote papa te schrijfve daer sijt weer mee goet meent te maecken, hoet met fritsge gaen sal weet ick niet die is noch op Middachten, godertge is heel gesont en fris groeijt seer maer is wat vast inde bant die hem noijt af of aen gedaen wort om te verschoone als in mijn preesensie hoope hij met godts hulpe haest sal geneese, het jonste kint dat Angnis genaemt is naer de oude vrou van MeuweAgnes van Westerholt, grootmoeder van moeders zijde van Ursula Phlippota de groot moeder van vrou van ginckel gelijck uhEd int eerst van haer geboorte heb
geschreefve, groeijt ock heel wel, de heere wilse alle in sijne vreese laeten opwasse, [sijn]
Een meisje leert haar zusje breien Petrus Johannes Arendzen (vermeld op object), 1856 – 1900. Collectie Rijksmuseum.
Winter
Het gaat een koude winter worden. Margaretha laat alle dagen bijten in het ijs in de gracht hakken zodat de vissen het overleven. Maar ‘al wat God belieft moete wij verwachte’. En op die berustende noot besluit Margaretha haar brief.
[naer Middachte,] het vriest hier sterck ick laet alledaechge inde grafte bijten om de vis te behoude, soot schijnt mochten Wij wel Een harde winter hebbe, al wat god belieft moete wij verwachte, inwiens heijlige bescherminge uhEd beveelle en blijfve Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor vrou van
Landschap met figuren die een wak maken op een bevroren vaart, Andreas Schelfhout, ca. 1825 – ca. 1829. Collectie Rijksmuseum.
1
Hopman: Bevelhebber van zekere afdeeling (een vendel of compagnie) krijgsvolk of schutters: kapitein. Ze geeft Blanche regelmatig verschillende titels: Kapitein, Monsieur en nu Hopman… Zou ze Blanche gekscherend de bevelhebber van Godard Adriaan noemen?
De brief is alleen ‘ockto’ gedateerd, gezien de regelmaat moet het haast wel een brief van 31 oktober zijn.
Margaretha is zo blij dat Godard Adriaan eindelijk begrijpt hoe het vloerplan in elkaar zit, dat ze vergeet om deze brief te dateren. Ze schrijft dat Schut en Rietvelt aangenaam verrast zijn over de prijs van de vloerstenen. Volgens hen zou een vloer met klinkers nauwelijks goedkoper zijn.
Ameronge den ockto 1676 [rec 2 nov 1676] Mijn heer en liefste hartge
tis mij lief wt uhEd aengenaeme vande 24 deeser te sien uhEd de memoorije weegens de hart en vloer steene nu verstaet, schut en rietvelt konne haer niet verwonderen over de prijs vande deck steene en segge dat het geen bedencken heeft die in plaets van de klinckert op sijn kant te neeme ver= midts de klinckert of graeuwe steene weijnich of niet min sou koste, [de de]
De vloer kan nog niet direct gelegd worden omdat de kelders nog geen gewelven hebben. De muren moeten eerst zetten voordat die gewelven gemetseld kunnen worden en dat moet wachten tot maart. Margaretha geeft als extra uitleg dat ‘de dagen so kort’ worden ‘en ist in het donckere weer so doncker in de kelders dewijle de steijgerinne noch omt huijs staen’.
[weijnich of niet min sou koste,] de de steenhouders om de vloere te legge met de steene soude koomen, waer heel goet maer de wulfsels vande kelders konne niet voor inde maent van maert ge slage worde om dat de muere haer noch op Een setten, en ock worden de dagen so kort en ist in het don= ckere weer so doncker inde kelders
dewijlle de steijgerine noch omt huijs staen dat se niet veel soude bedrijfven [en de]
Natuurlijk licht in het souterrain eind oktober rond zonsondergang (ca. 17:15 uur). Foto: Annemiek Barnouw
Winterstop
Misschien is het ook wel niet zo erg dat er even gepauzeerd moet worden, want het ‘winter loon is seer hooch’, kortom, de bouwvakkers willen goed betaald worden voor hun bevroren tenen. Meester Schut is weer naar Amsterdam om te informeren naar de prijs van hardsteen voor de schoorstenen. Misschien is het wel handig dat Godard Adriaan daar ook naar informeert, ‘dewijlle de schoorsteene van de winter niet boven het dack sullen opgehaelt worde en dat omt uut vriese’. Geen haast dus, de schoorstenen moeten toch wachten omdat er tijdens de vorst niet gemetseld kan worden. En het vroor in 1676 een stukje harder dan nu!
[dat se niet veel soude bedrijfven en] de dachhuere loopen hoewelt winter loon is seer hooch ijae so dat ick haest niet weet hoet stelle sal, meester schut gaet weer naer Amsterdam sal daer naer de hartsteen die op de schoorstee sulle koome verneeme ock naer de prijs, en hoeveel dat ijder schoorstee aen hartsteen soude koste gelooft uhEd die ock wel van daer sal be= stelle, dewijlle de schoorsteene vande winter niet boven het dack sulle op gehaelt worde en dat omt wt vriese, so souder noch tijt genoech sijn omt daer te bestelle, [nu sijn]
Gezicht op de zuidoostelijke schoorsteen van het Kasteel Amerongen (Drostestraat) te Amerongen. Foto: Fotodienst GAU. Collectie: Het Utrechts Archief.
Waterafvoer
Maar als er niets aan het huis gedaan kan worden, dan toch wel aan de tuin. Heeft Godard Adriaan nog plannen voor een boomgaard? Van Ginkel denkt van niet, schrijft Margaretha. Maar Amerongen staat in de uiterwaard, de waterafvoer is belangrijk ‘om voor te koom dat de weije niet verdrencken’. Weilanden die onder water staan, daar komt alleen maar ellende van, zoals heermoes. Je wilt niet dat vee dat binnen krijgt! Margaretha laat dus een ‘gruppel’ graven in de dam waarover de stenen naar de bouwplaats worden gereden en daar moet dan weer een brug over worden gemaakt. Het ‘uut haelle van de binnen graft’ om het huis heeft ook haar aandacht en daar komt ‘ongelooflijck veel puijn steen en modder uut’. Het werk heeft haast, want ‘het water begint op den Rhijn heel te wasse’: er is hoog water op komst en voor dat water moet ruimte zijn!
[Amsterdam te senden,] niet weetende of uhEd noch van meijnine is de door snijdine int weijtge teijnde het singel ent boogaer =tge de laeten doen ende heer van ginckel gelooft van neen, so laet ick maer Een Een ruijme goot daer door graefve om de waterloosine te hebbe on daer door voor te koom dat de weije niet verdrencken, ick het recht op aen graefve daert uhEd heeft om in vijfer te koomen en laet den dam daer de steen wt den oven over wort gereede ock Een gruppel in door graefve het welke weer met maste1Mast: Paal en oude deele sal toe legge dat me daer Evenwel sal konne over rijde, dan heeft het water sijn schoot2Schoot: Vrije loop en door tocht, [de]
Gezicht op de Bovenpolder te Amerongen, uit het westen, met op de achtergrond de toren van de St. Andrieskerk en het Kasteel Amerongen. Fotograaf: onbekend. Collectie: Het Utrechts Archief.
Jacht
Ondanks alle drukte is er ook tijd voor vermaak. Voor Van Ginkel dan. De heer Van Zuylen, Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken, is een paar dagen op bezoek geweest en Van Ginkel is samen met hem wezen jagen. Of het wat eetbaars heeft opgeleverd? Dat schrijft Margaretha dan weer niet.
[niet genoech voor konne dancke,] de heer van suijllen is deese weeck hier 3 a 4 dagen bij de heer van ginckel geweest en met hem gaen jagen, [was]
Margaretha is weer terug in Amerongen en ze neemt vol overgave de teugels in de handen. Nog even het laatste nieuws over Ginkel: het gaat nu echt beter. Weliswaar drinkt hij nog geen bier, maar wel Rijnse wijn met een beetje suiker bij het eten en tussendoor tisane of siroop. Hij wil graag naar Amerongen komen, schrijft Margaretha.
Ameronge den 7 ockto 1676 [rec: 12 Dito]
Men heer en lieste hartge
uhEd aengenaeme vande 3 deeser ontfange ick so aenstonts, ick heb de heer van ginckel vrij beeter gelaete als ick hem inde haech koomende heb gevonde, hij drinckt heel geen bier, tusche sijn Eeten Een glas rhijnsche wijn met Een weij nich suijcker en buijtens tijts niet dan tiesaen1Tisane: drank voor geneeskundige en dergelijke doeleinden, oorspronkelijk een die uit gerst bereid was of schulep2Julep, siroopachtig drankje was gereesolveert3Resolveren: Besluiten niet meer te meediesijneere4Medicineren: geneeskundig behandelen , hier sijn schrijft de vrou van ginckel dat sijn hEd noch dagelijcks in beeterschap en sterckte toeneemt so dat ick hoope hij in korte weer wel sal sijn, hij verlanckt seer hier op Ameronge te sijn,
In haar afwezigheid is het werk goed gevorderd. Samen met de secretaris, Schut en Rietvelt heeft ze het overzicht van de kosten van de vloer en de hardstenen opgemaakt. Er is een nauwkeurige tekening gemaakt van de vloerstenen, zodat duidelijk is hoeveel stenen er nodig zijn en van welk formaat. Maar de stenen kunnen het beste pas in Amerongen op het juiste formaat gekapt worden, want in het vervoer kan er gemakkelijk een hoekje van afbreken en zo’n steen is dan natuurlijk niet bruikbaar.
[of niet,] nu hebbense Een pertinente gront teijckenin vande vloersteene gemaeckt en ock vande hartsteene die hier neffens gaet daer wt sij meijne uhEd nu perfeckt sal konne sien hoeveel steene der sijn moet, ock op wat groote die diene te sijn, maert kant rechte oordeelense dat hier dient gedaen te worde, om dat int vervoeren licht Een hoeck =ge of Eits kan afgestooten worden, [wt het]
Fragment uit:Vier meisjes volgen een vrouw een trap op, anoniem, ca. 1900 – ca. 1930. Collectie Rijksmuseum.
De kosten rijzen de pan uit
Margaretha bespaart waar ze kan. Ze heeft zo’n 18 tot 20 metselaars en evenveel opperlieden ontslagen en ze is van plan nog meer werklui af te danken. Ongeveer 8 tot 10 man moet voldoende zijn om de schoorstenen te metselen en de bogen boven de vensters af te werken. De rekening van Rietvelt bedroeg inmiddels 1778 gulden en de rekening van Schut ruim 600 gulden. Beide rekeningen heeft ze betaald, maar dat is niet alles, want morgen moet ze nog ‘al de andere werck baesen’ uitbetalen. ‘Het beloopt een ongelooflijck gelt’, schrijft ze. Weliswaar heeft ze in Utrecht de toegezegde betaling ontvangen van 5413 gulden plus nog een rente van 1000 gulden uit Gelderland, maar het geld verdwijnt zo als sneeuw voor de zon.
[reeijen en klaer te na maecken,] ick heb rietvelt weer sijn reeckenin teenemael af betaelt die beliep in vijf weecken arbeijens so voor hem als sijn volck 1778 f
en schut overde 600 f, dan sijnder noch al de andere werck baesen die alle meede merge sulle betaelt worden, het beloopt Een ongelooflijck gelt, ick heb nu laest te wttrecht sijnde de weeder helfte vande bewuste assinnaesie5Assignatie: aanwijzing tot betaling ontfange, so dat ons nu de volle som van vijfduijsent vier honde dartien gulde betaelt en voldaen is, wat gelt ick ontfan t gaet =ter al om, ick heb ock de rente ter som van duijsent gul die ons op gelderlant den Eerste septem was verscheene ont fange, ben blijde vast so veel werck volck
Ze is blij dat ze die werklui ontslagen heeft, maar als de kap gelegd is, dan komen daarna de leidekkers en die moeten ook betaald worden. En weliswaar is de verwachting dat stenen in de eigen steenoven goed gelukt zijn, maar ze heeft ook van Ot Barentse 240.000 stenen gehad voor een bedrag van zeker 1500 gulden en dat moet ook weer betaald.
[fange,] ben blijde vast so veel werck volck vande hals quijt ben6Gezegde: Van de hals kwijt zijn. Afgeleide van Iemand op de nek hebben: iemand moeten onderhouden , maer als de kap opt huijs komt sullender weer de leij= =deckers koome, insoma so lange dit tim =mere duert salt veel kosten, ick hoor niet meer vande leijen die noch van boove soude koomen offer noch te verwachte sijn of niet, den steenoven is teenemael afgestoockt se meene datse heel wel ge= luckt sal sijn, wij hebbe van ott baerense over de twee hondert en veertich duijsent steen gehadt dat is bij de vijftien hondert
gul aen steen die hem ock sulle moeten betaelt worden, [wij hebbe noch het schoonste weer]
In de rest van de brief probeert Margaretha nog allerlei nieuwtjes te persen. Ze heeft het over de bemoeienis van Prins Willem met de Utrechtse politiek en het schijnt dat hij naar Engeland gaat. Ze zal informeren naar een stuk land maar eigenlijk is het beste stuk al verkocht. Gisteravond is ze naar de bruiloft van Kristoffel geweest. Kennelijk was Kristoffel daarom langsgekomen met de brief van Godard Adriaan. Fritsje was representant voor zijn vader en zijn opa en Antje als plaatsvervangster voor haar moeder.
[had staen heeft dat gekocht,] gistere avont sijn wij hier op de voor bruijloft van kristoffel geweest, frits heeft groote en kleijne papas plaets gereepreesenteert en antge haer kleijne mama, sij hebe en sondach haer Eerste gebodt gehadt en ons heel net en wel getrackteert, ick blijf uhEd getrouwe wijff M Turnor
Boerenbruiloftsfeest met doedelzakspeler, Peeter Baltens, 1540 – 1584. Collectie Rijksmuseum.
PS: nog meer geld
Maar dan komt Margaretha toch weer terug op het geld. Temminck heeft geschreven dat molenaar Visser op de zaagmolen in Amsterdam heeft verzocht om een betaling van 100 ducatons. De molenaar heeft eerder een scheepslading hout uit Harburg voor hen betaald. Margaretha kan er niet onderuit om hem te betalen maar ze heeft geen geld meer en ze weet niet wat ze antwoorden moet.
ps temminck schrijft dat visser opde saech moolle tot Amsterdam hem versocht heeft weer hondert duijcketons op reeckenin te geefve en hij diende wel weer Een schip met schilp kalck te sende so dat ick vrees hij daer toe so veel gelt qualijck van ons in hande heeft, vermidts hij al de scheeps vrachte vant hout van haerburch7Harburg (bij Hamburg) tot Amsterdam heeft betaelt en ick hier geen gelt overheb weet haest niet wat hem antwoorde sal
Gealarmeerd door een brief van haar schoondochter Philippota, ‘vrou van Ginckel’ is Margaretha naar Den Haag gereisd. Zoon Van Ginkel heeft nog steeds last van de benauwdheid in de maag. Hij is al diverse malen ‘gepurgeert’ en ‘gelaeten’. Arme man.
haech den 28 septem 1676
Mijn heer en lieste hartge [rec: 1. October 1676]
op het schrijfve vande vrou van ginckel die door de kontin waesie vande benautheijt die de heer van ginckel inde krop van maech naer dat hij verscheijde veijse1wijze is gepursgeert2Genezen, eig. zuiveren van ongezonde stoffen of vochten, of van schadelijke invloeden. en gelaeten, [ock in de voorleedene]
Purgeren, laten en een vomitorium
Of dat purgeren gebeurde met een braakmiddel of met een laxeermiddel is op dit punt in de brief nog niet helemaal duidelijk, maar later schrijft Margaretha over een ‘vomotoryum’ en dat is in ieder geval een braakmiddel. Met ‘gelaeten’ doelt Margaretha op aderlaten, wat in die tijd als een probaat middel bij allerlei ziekten werd gezien. Het vomitorium had tot gevolg dat Van Ginkel gal en slijm braakte, niet zo vreemd bij een maag die na al deze ellende helemaal leeg moet zijn geweest.
[is gepursgeert en gelaeten,] ock inde voorleedene weeck Een vomotorijom3Vomitorium: braakmiddel heeft genoome die hij meest heeft naer Een oochgenblick ingenome te hebbe weer most overgeefve doch Evenwel noch Eenige operaesie4Operatie: Kunstbewerking die de heelmeester op het levend lichaam verricht met behulp van instrumenten of soms ook alleen met de hand. heeft gedaen met het loose van Eenich gal en slijm, [seer bekomert]
In ieder geval, Margaretha maakte zich grote zorgen en trof haar zoon zo zwak aan dat hij ‘naulijcks kenbaer’ was maar niettemin, ze had het zich nog erger ‘geinmaesgeneert’. Ze heeft de dokters nog niet gesproken, maar van die ‘kontiniweele koortse’ is haar zoon naar haar mening voorlopig nog niet verlost. Toch heeft Margaretha goede hoop en ze maakt zelfs al plannen voor een terugkeer naar Amerongen.
hier gekoomen, en vinde hem seer swack en so verandert dat naulijcks kenbaer is, doch bee= ter als mij had geinmaesgeneert, maer kan noch tot geen rust koomen, ick heb de docktoore noch niet gesproocke mijns oordeels blijft hem de kontiniweelle koortse noch bij, het schijnt deese sieckte sijn tijt van verwininge5Overwinning van hartstochten, emoties, zwakke physieke gesteldheid e.d. sal wille hebbe de heer almachtich wilt maer ten beste schicke
Gebakken stenen en een brug
Ze verwacht dat het muurwerk deze week op de juiste hoogte zal zijn om een begin te maken met de kap van het huis. De steenoven waar Margaretha het op 19 september al over had, zal deze week ‘afgestoockt’ zijn en dan is er weer een nieuwe voorraad aan stenen. Als de ziekte van Van Ginckel niet verergert, dan gaat ze toch echt terug naar Amerongen. Margaretha voegt bij haar brief een tekening van meester Schut, die de leiding heeft over de bouw, van de ‘bou bruch’, de brug van de voorburcht naar het huis. Met de vraag of het ontwerp naar de zin van haar man is.
voor mijn vertreck van Ameronge heb ick op alles ordere gestelt so veelt moogelijck is, int lest van= deese weeck sullense sonde merckelijcke6Merkelijk: Evident, gewichtig, opmerkelijk verhinderin het muerwerck vant huijs rontom op haer hooch te hebbe ende kap daer op beginne te sette, ock sal de steen oven die nu meest buijten prijckel is, int begin vande toekoomende weeck afge= stoockt sijn, ick maeck staet7Staat maken: Gissing maken, gissen. so der geen nieuwe toevalle inde sieckte vande heer van ginckel koome int laest vande toekoomende weeck weer op Ameronge te sijn, meester schut is weer daer die dees neefens gaende teeckenin vande bou bruch vant huijs heeft gemaeckt om te sien of uhEd die gevallich is, [tot Ameronge heb]
Margaretha weet al dat ze op Amerongen ook weer in een ziekenboeg terecht komt: ‘rode loop’ hebben ze daar, oftewel dysenterie. Ze heeft haar ‘werckmeijt’ Trijntge Leijter ondergebracht in het huis van Gijsbert Velbertsen, nog eigenlijk voordat ze wist wat Trijntge voor ziekte had. Trijntge is aan de beterende hand maar Margaretha somt enkele andere zieken op met wie het minder goed gaat, zoals Teunis Huijbertse en Cornelis Stevense, de broer van de ‘lackeij’ van Godard Adriaan. Lubbertge, de huisvrouw van dove Arijen de smid is er zelfs aan gestorven net als drie mensen in de buurtschap Remmerden, ‘Remerde’ schrijft Margaretha, bij Rhenen. ‘De heere wil ons alle voor daer voor bewaere’, schrijft ze.
of uhEd die gevallich is, tot Ameronge heb sijn seer veel siecke en meest aende roode loop, mijn werckmeijt trijntge leijter aen die ick ten Eerste Eer ick wist wat haer sieckte was maer wt vreese in gijsbert velbertsens huijs heb laeten brengen, doch sij is aen beeter hant maer teunis huijbertse leijt heel kranck daer aen so doet ock korneelis steefvense die broer van ijan uhEd lackeij is, en lub= =bertge de huijsvrou van den doofven Arjen
de smit isser aen gestorfven ock sijnder drie op remerde aen gestorfve, de heere wil ons alle voor daer voor bewaere, [kristoffel is voorleeden sa=]
Gezicht op de Rijn bij Remmerden uit het noordwesten met de Cuneratoren te Rhenen op de achtergrond, N. Wicart, 1780-1810. Collectie Het Utrechts Archief.
Een paviljoen
‘Voorleeden saterdach’, dus 26 september, bracht Kristoffel haar een brief van Godard Adriaan en vandaag ontving ze weer een brief. Kennelijk vroeg haar man haar om een hemel voor boven zijn bed. In de meubelopslag van de generaliteit is Margaretha op zoek gegaan naar een ‘pauveljoen’, maar dat was er niet en ook geen hemelbed. Ze heeft dus besloten om er eentje te laten maken en die zal ze hem sturen. Een paviljoen is een soort gordijn om om een los bed heen te hangen. Het lijkt een beetje op een klamboe, maar dan van dikkere stof en soms zelfs versierd.
[daer voor bewaere,] kristoffel8Personeelslid van Godard Adriaan is voorleeden sa= terdach op Ameronge gekoome die mij uhEd meesifve heeft behandicht, ick heb vandaech ock die vande 25 deeser ontfange en heb inde meubel kamer van generaelieteijt naer Een pauvel =ijoen9Paviljoen: Hemel of baldakijn boven bed. voor uhE laete sien maer daer is noch pauvelijoen noch leedikant noch geen derleij meubelen, waerom ick goetgevonde heb hier sijnde Een te laeten maecken het welcke met alt andere de volgens uhEd memoorije10Memorie: Een stuk waarin van bepaalde zaken gewag wordt gemaakt, in dit geval waarschijnlijk een soort verlanglijstje met zaken die Margaretha naar Bremen moet zenden. te saeme met den Eerste sal senden, de brief
Kaartspelers in een interieur, Gesina ter Borch, ca. 1660. Collectie Rijksmuseum. Op de achtergrond een paviljoen.
Kattenbelletjes
Verder gaat Margaretha er vanuit dat Godard Adriaan de brief van secretaris Van den Doorslagh over de vloerstenen en de hardstenen heeft ontvangen. Ze is blij dat de zaken bij de bisschop zo goed zijn gegaan en schrijft dat Luchtenburg wel blij zal zijn dat Godard Adriaan bereid is zijn neef te steunen bij zijn sollicitatie naar de positie van kameraar en dat er allerlei roddels de ronde doen over de vorige kameraar, Matijsius. Ze heeft zelfs gehoord dat hij heeft geprobeerd de overdracht van de Heerlijkheid Amerongen tegen te houden, maar of het waar is of niet, ze blijft ‘u edeles getrouwe wijf’.
Kasteel Amerongen, Arie Rebergen. Op de nok wappert nog altijd de vlag met het wapen van de Heerlijkheid Amerongen.
Groetjes
Kleinzoon Frits en zijn zusjes, die op Amerongen bij hun grootmoeder wonen, presenteren hun ‘ootmoedige dienst’ aan groote papa. Margaretha schrijft erbij dat het niet hun schuld is dat de kleinkinderen dat niet vaker doen, maar dat zij het vergeet te schrijven.
Er is nog een beetje ruimte op het papier, dus de volgende dag schrijft Margaretha het laatste nieuws over haar zoon: hij heeft deze laatste nacht geslapen en de dokters hopen dat hij het ergste nu heeft gehad.
Mijn heer en liestee hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
frits met al sijn susters preesenteere haeren ootmoedige dienst aen groote p a pa tis haer schult niet dat het niet meer gedaen wort maer groote mama diet dickmael vergeet
de heer van ginckel heeft dees nacht wat gerust de docktoore hoope met godts hulpe de sieckte nu te booven te sijn dijnsdach den 29 septem
Genezen, eig. zuiveren van ongezonde stoffen of vochten, of van schadelijke invloeden.
3
Vomitorium: braakmiddel
4
Operatie: Kunstbewerking die de heelmeester op het levend lichaam verricht met behulp van instrumenten of soms ook alleen met de hand.
5
Overwinning van hartstochten, emoties, zwakke physieke gesteldheid e.d.
6
Merkelijk: Evident, gewichtig, opmerkelijk
7
Staat maken: Gissing maken, gissen.
8
Personeelslid van Godard Adriaan
9
Paviljoen: Hemel of baldakijn boven bed.
10
Memorie: Een stuk waarin van bepaalde zaken gewag wordt gemaakt, in dit geval waarschijnlijk een soort verlanglijstje met zaken die Margaretha naar Bremen moet zenden.