- Wandelaars, de eerste toeristen
- Tapijten van zolder?
Het is een veel gehoord verhaal in Huys dat Bentinck de wandtapijten van de vier seizoenen op zolder gevonden heeft en Cuypers de opdracht gaf om ze in de Gobelinkamer op te hangen. Ik gebruik het zelf ook wel, want het geeft een mooi beeld van iemand die op een creatieve manier voortbouwt op dat wat hij van zijn voorouders erft. Alleen… weten we dit wel zeker?
Inventarissen en wandelaars
We zouden dit zeker kunnen weten als Bentinck dit zo letterlijk aan zijn moeder zou hebben geschreven. Bij mijn weten heeft hij dat nooit gedaan, maar ik heb zijn brieven, op een enkele na, niet gelezen. Toch zijn er wel bronnen waaruit we weten dat de kans dat het zo gebeurd is heel klein is. Om te beginnen zijn er de inventarissen die gemaakt zijn van het kasteel. Zo’n inventaris werd vaak gemaakt na het overlijden van een heer of vrouw van Amerongen om de boedel onder de kinderen te kunnen verdelen. Verder kunnen we kijken naar de verslagen van wandelaars van goede komaf die in de 19de eeuw als een toerist door het land trokken. Zo zijn er (zeker) drie beschrijvingen van Kasteel Amerongen uit die tijd.
Wandtapijten en de Gobelinkamer
Al in de inventarislijst van 1747 wordt in de Toornkamer Een tapijte behangsel genoemd. De toornkamer is de oude naam voor de Gobelinkamer. Bijna een eeuw later, in 1841 lezen we dit:
terwijl eene voorstelling der vier jaargetijden, in Gobelins tapijtwerk, niet achteloos mag worden voorbijgegaan
E. Robidé van der Aa – Oud-Nederland in de uit vroegere dagen, overgeblevene burgen en kasteelen (geen paginanummers)
We kunnen dus met zekerheid zeggen dat ‘onze’ wandtapijten, die we gobelins noemen, al ruim voor Bentinck in ‘huys’ waren. Waren het de tapijte behangsels die in 1747 ín de toornkamer hingen? Maar hoe zit dat dan met de huidige datering van de wandtapijten? Als ze er toen al wel hingen, waarom zijn ze dan niet passend voor de kamer gekocht?
Verhalen
Het lijkt alsof alle nieuwe stukjes informatie meer vragen opleveren. Ook Jacob Craandijk, die in 1884 door Nederland wandelt, komt in Amerongen.
De achterkamer aan de andere zijde der galerij1Lange gang is behangen met gobelins, evenals het muurwerk van dit gedeelte bij den brand gespaard en dus nog van het oude huis afkomstig.
Jacob Craandijk – Wandelingen door Nederland met pen en potlood. Deel 7. p.123
Bentinck is dan net (1879) als jonge graaf in Amerongen komen wonen. Cuypers is er nog niet bezig geweest. Er hangen gobelins in de Gobelinkamer. Zijn dat dezelfde gobelins die Robidé van der Aa noemt? En hoe hingen ze er? Was er al een soort lambrisering, maar dan niet groen met goud? Hingen ze los? Was de winter al smaller gemaakt of is dat wel door Cuypers gedaan?
Waar en niet waar…
Ook dit fragment bewijst dat je niet alles moet geloven dat verteld wordt. Craandijk beweert dat de tapijten de brand in 1673 overleefd hebben. Gezien de huidige datering van de tapijten (halverwege de 18e eeuw) is dat niet mogelijk. Jacob Craandijks eigen observatie is betrouwbaar. Het verhaal dat de gobelins de brand overleefd hebben, kan hem toen als gangbaar verteld zijn, maar is dus niet waar…
Geef een reactie