Als de familie in de winter naar de stad trok, dan werden veel meubels afgedekt met lakens om ze te beschermen tegen stof en vuil tot de familie weer terug kwam in de zomer. Maar ook in het gewone dagelijks leven werd er veel textiel gebruikt om iets te beschermen.

Een schets van een grote zaal. Het is alsof je een toneel opkijkt. Het plafond is gestuct. Te zien is de helft van een gestuct ovaal met daarachter een kleiner ovaal. De zijkanten van de ovaal zijn gedecoreerd. Links en rechts in de zaal zijn grote deuren met ieder zes panelen. Naast en boven de deuren zijn decoraties te zien. Aan de achterkant van de zaal is in het midden een groot raam en daarnaast aan beide zijden smallere ramen maar wel even hoog. Voor de ramen hangen geplooide gordijnen deels bijeengehouden door een koord zo dat de ramen gedeeltelijk te zien zijn. De ruimte is zeer schaars gemeubileerd met tafel in het midden en een bank tegen de zijmuren. Op de bank aan de rechterkant zit een vrouw, schuin van achteren gezien, Bij het raam zit een man van de zijkant gezien. Beiden in vermoedelijk 18de eeuwse kledij. De dame en heer zitten ver van elkaar verwijderd en ogen nietig in de grote ruimte.
Willem Gustaaf Frederik van Reede en Wendela Eleonora Boreel in de grote zaal van Kasteel Middachten, tekening, niet gesigneerd, niet gedateerd, Collectie: Kasteel Middachten.
Een stoel met een op ruimvallende hoes gemaakt van wit laken.
Stoel met hoes in de Gobelinkamer.

Op de afbeelding hierboven zitten de negende graaf, Willem Gustaaf Frederik van Reede, en zijn vrouw, Wendela Boreel van Hogelanden, in de grote zaal van Middachten. Als je heel goed naar de beide bankjes kijkt, dan zie je dat daar losse hoezen omheen zitten: de zomerhoezen. Dus het meubilair werd niet alleen in de winter beschermd, maar ook in de zomer bij gewoon dagelijks gebruikt. Onder tafel ligt een apart vloerkleed. Niet ter versiering van de kamer, maar om te voorkomen dat knoeierijen op het nette kleed komen. Dit wordt wel een morskleed genoemd.

Stoelhoezen

De hoezen die ter bescherming van de dure bekleding gebruikt werden, konden van allerlei soorten stof gemaakt worden. Vaak was dat (uiteraard) een goedkopere stof dan de bekleding. Doordat de stof goedkoper was en het maken van een hoes niet zo ingewikkeld was als opnieuw bekleden, ontstond er een ware mode in de losse stoelhoezen. Het ene seizoen waren strepen in de mode, dan weer ruiten of juist effen stoffen. Het was ook handig om verschillende hoezen te hebben, zodat je kon roteren met de was of juist de ‘mooie’ beschermhoezen gebruiken als je bezoek kreeg…

Een chique geklede heer in een rood pak en een chique geklede dame met een zwart witte jurk zitten op twee losse stoelen met een groen-wit geruite hoes. Tussen hun in staat een tafeltje met boeken. De man leunt erop met zijn linker arm en in zijn linker hand heeft hij een boekje. De dame leunt met haar rechter elleboog en haar hand heeft ze tegen haar gezicht. Ze kijken geinteresseerd naar een eveneens chique geklede dame die voor hen staart. Ze draagt een groenwitte jurk een soort roze handtas en ze heeft wat bloemen in haar hand. Aan de voeten van de man ligt een donkere hond.
George Thompson, zijn vrouw en (?) zijn schoonzus, John Hamilton Mortimer, c.1766-8. Collectie Tate, Londen.

Vloerkleden

Bij de de foto hieronder van de grote zaal uit 1908 zie je op het grote vloerkleed twee losse kleedjes liggen. Het ene ligt voor de deur: daar wordt het meest gelopen, dus daar slijt het kleed het snelst. Het andere ligt voor de schouw. De kachel is er nog niet, en ik kan me voorstellen dat het kleed tegen vonken, maar ook tegen roet en as bij het schoonmaken diende.

Een foto in zwart-wit van een grote zaal waarvan een korte zijde en een gedeelte van beide lange zijden te zien zijn. Het geheel maakt een rijke indruk. Het plafond is gestuct in classicistische barokstijl. In het midden van het plafond is een rechthoek gemaakt waarbinnen een gedeelte van ovalen plafondschildering te zien is. De ruimten tussen de rechthoek en het ovaal zijn versierd met stucwerk. Het rechthoek is ook weer omgeven met gedecoreerd stucwerk met in de twee hoeken ovalen medaillon, die in midden leeg, niet gedecoreerd zijn. Aan de rechtermuur zijn twee grote ramen, van plafond tot ca 50 cm van de grond. Aan beide kanten van de ramen hangen overgordijnen van zware stof, aan de onderkant door een koord bijeengehouden. Bovenaan het raam hangt over de gordijnen heen een zogenaamd lambrekijn, stuk gordijn dat de rails bedekt. Aan de linkerzijde van de zaal is een grote dubbele deur, eenvoudig van stijl, te zien met daarboven een schilderij. Naast de deur, aan beide zijden, hangen meerdere schilderijen waarvan de afbeeldingen niet te zien zijn Linksvoor tegen de wand staat een klein, rechthoekig tafeltje met serviesgoed. Meteen daarnaast staat een klein hoog tafeltje, een zogenaamde gueridon. Rechts naast de deur staat een soort vaas van glas, ca. een meter hoog, aan de onderkant heel smal, naar boven iets wijd uitlopend. Daarnaast is een klein bureautje te zien met ronde vormen, daarnaast de zijkant en een klein stukje van de voorkant van een grote kast met dubbele deuren en hoge poten. Op de kast staan potten met deksels. In het midden van de korte zijde is een grote schouw te zien, met marmeren zuilen. Tussen de zuilen is tegen de achterwand een groot, rechthoekige, gietijzeren plaat te zien met op de onderste helft een gedecoreerde gietijzeren plaat aan de bovenkant rond. Op de schouw staan gemarmerde pilasters die een groot schilderij omlijsten. Op het schilderij is vaag een ruiter te paard zien. Het paard springt naar rechts, de ruiter kijkt naar links. Naast de schouw is links een smalle hoge houten kast met een hoge vaas erin. Daarnaast is een eenvoudige deur met daarboven een schilderij van een vrouw met decolleté. Ze is gezeten op een stoel en driekwart afgebeeld. Aan de andere kant van het schilderij hangt een schilderij van een man, waarvan te zien is dat hij zwart krullend haar of pruik heeft en een witte halsdoek. Beide schilderijen zijn in historische stijl geschilderd. Onder dit schilderij hangt een kleiner schilderij waarvan vaag te zien is dat een jongeman driekwart is afgebeeld. Het schilderij is omgeven door twee driearmige kandelaars. Daaronder staat een canapé in 18de eeuwse Franse stijl. De zittingen en rugleuningen zijn van rijk gedecoreerd textiel. In het midden van de zaal, op de foto rechts van het midden op de voorgrond, staat een rechthoekige tafel met poten met bollingen aan de onderkant. Aan de achterkant van de tafel staat grote stoel. Naast de tafel, aan beide zijden, staan twee stoelen met de ruggen naar elkaar toe, dus niet naar de tafel gekeerd. De stoelen zijn gemaakt in 18de eeuwse Franse stijl met rijk gedecoreerde textiele zittingen en rugleuningen.
Afbeelding van de Grote zaal in Sluyterman, K. Oude binnenhuizen in Nederland. Aflevering 1, met 100 lichtdrukken, 1908

Ook op de foto hieronder van de eetkamer zie je dat er kleden liggen op het kleed op het parket. Het kleed onder tafel is hier ook duidelijk weer bedoeld als morskleed.

Op deze zwart-wit foto van een grote, rijk gedecoreerde kamer of zaal zijn een korte zijde een gedeelte van de lange zijde te zien. Ook is een gedeelte van het met stucwerk versierde plafond in classicistische stijl te zien. Een gedeelte van een leeg, groot gestuct ovaal met daaraan vast een kleiner gestuct ovaal is te zien. De vlakken buiten de ovalen zijn druk gedecoreerd. Aan het plafond hangt een kroonluchter van twee, waarschijnlijk koperen bollen, de ene groter dan de ander, boven elkaar. Onder de onderste bol hangt een koperen versiersel. Boven het versiersel ontspringen als het ware zes gebogen armen van een kandelaar met kaarsen erin. Slechts de voorste drie zijn te zien. De kroonluchter lijkt aan een stuk fluwelen textiel opgehangen. In de achterwand van de zaal is een alkoofvormige open kast gemaakt rijkelijk versierd met vijf glazen panelen met daaromheen goudkleurige guirlandes en andere decoraties. Erboven hangt een goudkleurige klok in de vorm van een zon. Daarboven hangt een groot, donker schilderij, even breed als de buffetkast, waarop vaag twee figuren te zien zijn. Onder de buffetkast zijn drie lichtgekleurde deurtjes in dezelfde kleur en stijl als de rest van de lambrisering van de kamer. De wanden zijn in rechthoekige panelen verdeeld door dubbele goudkleurige lijsten die de suggestie van pilasters wekken. Voor de buffetkast staan twee stoelen met gebogen poten en gebogen open rugleuning. Naast de linkerstoel staat een klein tafeltje met lichtgebogen, dunne poten. Naast de rechterstoel is nog een klein gedeelte van eenzelfde tafeltje te zien. Aan de linkerkant van de achtermuur is een deur met daarboven een schilderij van een man met een witte kraag. Dit is slecht te zien. Dit schilderij wordt geflankeerd door een ander schilderij op de zijwand, eveneens boven een deur.Dit schilderij heeft een rijkere omlijsting en geeft een vrouw met decolleté weer. Op de grond ligt een soort Perzische kleden, in het midden een lichtgekleurd kleed, ernaast een donkerder gekleurd. Linksvoor staat op het lichte kleed een gemiddeld grote, ovalen tafel met daarover een eenvoudig, bruin kleed. Rechtsachter is een stuk van een donker kamerscherm te zien met daarvoor een meubelstuk met twee ronde bladen boven elkaar, de bovenste kleiner dan de onderste. Links in de hoek is nog een klein rond tafeltje te zien,
Eetkamer, jaartal onbekend. Collectie Kasteel Amerongen

Eindeloze mogelijkheden

Er was ook allerhande textiel om ander textiel of specifiek meubilair te beschermen. Zo werd het beste linnen beschermd tegen het hout van de kast met kastkleden die tussen de plank en het linnen lagen. Een mooi randje kant viel dan net over de rand van de plank. Er bestond ook een zogenaamde schoorsteenval: een doek die hielp bij het geleiden van de rook naar het schoorsteenkanaal. Een schoorsteenval verlaagde eigenlijk de kap bij een hoge, open schouw. Maar ook vuurmanden werden bedekt met speciale kleden en bijvoorbeeld ook de wieg van een kind. Natuurlijk kon je ook met gordijnen van alles bedekken of afsluiten, niet alleen om iets aan het zicht te onttrekken, maar ook tegen de tocht of als bescherming tegen licht en stof.

In een chique zaal is een groep mannen bij een. Voor een vuur staat een tafel, met daarbij één zittende man en drie staande man. Ze praten over de globe die op tafel staat en een kaart die één van de mannen in de hand heeft. Ze wijzen alle kanten op. Rechts naast het vuur staat een stoel met daarop een man die probeert de bediende in de borst te knijpen. Haar linker hand weert hem af, in haar rechterhand heeft ze een dienblad met twee glaasjes. Links naast te haard staat een man voorover gebogen in de hoek. We zien hem op de rug, maar hij lijkt te urineren. Achterin is een doorgang naar een volgende ruimte, daar staat een man bij een tafel. Links staat een man die wijst naar de mannen aan de tafel.
‘Loquebantur omnes’ (Iedereen voerde het woord), Cornelis Troostwijk, 1740. Collectie Mauritshuis. Onder tafel een morskleed op het nette kleed.

Gerelateerde berichten