Het kind werd niet altijd als een kinderlijk wezen beschouwd. De kindertijd werd in de 16de en 17de eeuw beschouwd als een serieuze fase van voorbereiding op de volwassenheid. Er was dus weinig ruimte voor de kinderlijke wereld en fantasie. Door de eeuwen heen veranderden ideeën en opvattingen over het kind. In de 17de eeuw werd bijvoorbeeld anders naar een kind gekeken dan in de 19de eeuw. Door kinderportretten door de eeuwen heen met elkaar te vergelijken wordt duidelijk dat de grens tussen kindheid en volwassenheid steeds duidelijker wordt. Deze verandering wordt weerspiegeld in de kinderportretkunst.
Pedagogische opvoedingsidealen
Het bekende spreekwoord van Jacob Cats ‘tucht baart vrucht’, zou als de essentie van de zestiende en zeventiende-eeuwse opvoedingspraktijk beschouwd kunnen worden. Het vroegtijdig aanleren van deugden stond hierin centraal. De opvoedingspraktijk ten tijde van de Republiek was voornamelijk gebaseerd op klassieke pedagogische theorieën, zoals die van Aristoteles. Die stelde dat het kind als een onbeschreven blad (tabula rasa) ter wereld kwam, waarbij de kinderlijke ziel nog vrij is van zonden en kwaad. Dat betekent dat de ouders een grote verantwoordelijkheid hebben voor hun kinderen en dat zij er op kunnen worden aan gesproken als die zich niet gedragen.
De 18e-eeuwse filosoof Jean-Jacques Rousseau zag kinderen als wezens die niet volwassenen niet konden begrijpen. Hij vond dat kinderen zich op een natuurlijke wijze moesten ontwikkelen, zonder al te veel inmenging van de volwassenen. In de periode rond 1800 wordt het kind pas echt ontdekt. Toen werd erkend dat kinderen wezenlijk verschillen van volwassenen. Het is de tijd waarin het moderne kindbeeld ontstaat. Er komt meer ruimte voor de wereld van het kind zelf en zijn ongeremde, irrationele en fantasievolle kanten.
Het 17de-eeuwse kinderportret: kind als mini-volwassene
In de 17de eeuw kwam het genre van het kinderportret tot bloei. De welvaart in de Republiek stimuleerde de creatieve industrie. Niet alleen de adel, maar ook de bovenlaag van de burgerbevolking kon zich een geschilderd portret veroorloven. Kinderen waren het nageslacht en dus de toekomst. Ouders konden, door hun kinderen op een bepaalde wijze te laten portretteren, hun status en adellijke pretenties uitdragen. Opvallend is dat kinderen niet echt als kinderen worden afgebeeld, maar als een soort mini-volwassenen. Dit is met name zichtbaar door de kleding en de houding van de kinderen op portretten.
Als voorbeeld kan het portret van de jonge Godard van Ginkel worden genomen, dat in de grote zaal hangt. Hij is hier veertien en draagt al een militair uniform met een kuras, een uitrusting die wij bij een volwassene zouden verwachten. Het portret is in 1659 gemaakt, een jaar nadat hij benoemd is tot ritmeester van een ruitercompagnie. De helm op de achtergrond, die eigenlijk nog te groot is voor de jonge Godard, benadrukt dat zijn kindertijd eigenlijk al voorbij is.
Het 18de-eeuwse kinderportret: bijwerk en symboliek
Rond het midden van de zeventiende eeuw werd het pastorale thema een populair onderwerp. Zoals eerder gesteld, droegen ouders in de 17de eeuw grote verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Ze wilden daarom hun kinderen laten afbeelden als onschuldige herders en herderinnetjes, die zich begeven in een arcadische wereld. Het bijwerk in deze portretten, zoals bloemen en dieren, duidt vaak op die pedagogische opvoedingsidealen. Het afbeelden van kinderen in dit genre bleef populair gedurende de 18de eeuw.
Dit blijkt ook uit het portret van de drie kinderen van Henriëtte van Nassau-Zuylestein en Frederik Christiaan van Reede dat in de grote zaal hangt. Het is echter niet alleen een pastorale scene, het is ook een herinnering aan drie jong gestorven kinderen. Henriëtte verloor namelijk al haar drie kinderen op vrij jonge leeftijd. Helaas kwam dat veel voor in de 18de eeuw. Er was toen namelijk een grote kindersterfte. Het nieuws dat een kind de pokken had, betekende vaak al niet veel goeds. Met een portret kan je iemand, ondanks dat hij overleden is, toch vereeuwigen. Dit is ook wat Henriëtte wilde met dit portret.
De symboliek verwijst niet alleen naar de pedagogische opvoedingsidealen, maar ook naar de dood. Zo staan de bloemen in de pastorale traditie voornamelijk symbool voor vruchtbaarheid en maagdelijkheid, maar ze zullen in dit portret juist meer de vergankelijkheid en sterfelijkheid van het leven benadrukken. Er is ook een hond afgebeeld. In de iconografie staat de hond symbool voor trouw. In een kinderportret is deze duiding niet geheel van toepassing. Honden kunnen in kinderportretten eerder in verband gebracht worden met pedagogiek. Zoals een volwassene een hond namelijk aan dressuur onderwierp, moest ook het kind zich leren aan te passen aan de wereld van de volwassenen. Op dit portret kan de hond natuurlijk ook staan voor de jacht om de adellijkheid van de geportretteerden te benadrukken.
Het 19e- en 20e- eeuwse kinderportret: Het moderne kindbeeld
In de periode van de 19de eeuw veranderde het beeld van het kind ingrijpend. Kinderen werden nu echt gezien als kinderen en niet meer als een mini-volwassenen. Er werd erkend dat kinderen hun eigen ontwikkelingstijd nodig hadden. Kinderen mochten ook echt kind zijn, wat weerspiegeld werd in de portretschilderkunst. Zo werden kinderen spelend afgebeeld en werd het dus allemaal minder serieus. In bijvoorbeeld het portret Elisabeth Mauve staande op een tuinpad, geschilderd door Anton Mauve (1838-1888) is dit goed zichtbaar. Het meisje bestudeert een bloemetje en is helemaal in haar eigen wereld. In de 17de en 18de eeuw werd er geen aandacht besteed aan deze onbevangenheid van het kind.
Wat ook opvalt is dat veel kinderportretten in de 19de en 20ste eeuw niet meer allemaal schilderijen zijn, maar ook tekeningen, prenten en foto’s. In de bibliotheek hangt een pasteltekening van Wilhelm von Ilsemann (1921-2015) en in de kleine bibliotheek een krijttekening van zijn moeder, Elisabeth van Aldenburg Bentinck (1892-1971) als kind.
Object | Maker | Datering | Materiaal | Vaste plek (Atlantis) |
Portret van de jonge Godard van Reede van Ginkel | Cornelis Jonson van Ceulen | 1659 | Olieverf op doek | Grote zaal 28 (0843) |
Portret van Godard van Reede van Ginkel | J. Ovens | 1661 | Olieverf op doek | Grote zaal 6 (0823) |
Portret van de drie kinderen van Frederik Christiaan van Reede en Henriette van Nassau-Zuylestein | J. Fournier | 1749 | Olieverf op doek | Grote zaal 13 (0825) |
Portret van Maria Frederica van Reede | Johanna van Lockhorst | 1756 | Pastelkrijt op perkament | Bibliotheek 34 (0828) |
Portret van Stadhouder Willem II als jongen | L. Saillan | 1781 | Gravure | Lange gang 35 (0230) |
Portret van Alfred van Aldenburg Bentinck | ca. 1900 | Foto | Gobelinkamer 35 (0304) | |
Portret van Alfred van Aldenburg Bentinck | Jacoba van Heemskerk (hoogst waarschijnlijk) | ca. 1905 | Miniatuur | Depot (0886) |
Portret van Elisabeth van Aldenburg Bentinck | A. Horovitz | 1905 | Krijt op papier | Kleine bibliotheek 8 (0889) |
Portret van Wilhelm von Ilsemann | F. von Gottberg | ca. 1925 | Pastelkrijt op perkament | Bibliotheek 1 (0890) |
Portret van Anna Elisabeth, George Godard Henry en Elisabeth Mary van Reede | Pasquier | 1824 | Tekening op ivoor | Depot (0867) |
Geef een reactie