Mijn heer en lieste hartge

Tag: Obligatie

Aan het eind van het geld

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 1 mei 1677 Utrecht
Ontvangen Godard Adriaan van Reede 6 mei 1677
Lees hier de originele brief

Oude tijden herleven: het wordt zo lastig om aan geld te komen dat Margaretha zelf naar Utrecht is gegaan om te kijken wat ze kan doen. Beusekom heeft dan wel weer een bewijs gekregen dat ze recht hebben op 3000 gulden, maar zie dat maar eens te innen. Hij is drie belastingontvangers langs geweest, maar nergens hebben ze een cent.

Brieffragment geen geld

[rec. 6 dito]
wttrecht den Eerste
meij 1677

Mijn heer en lieste hartge

ick ben gistere hier gekoome met intensie om vanda
weer naer Ameronge te gaen, ick was heel teijnde
gelt daerom genootsaeckt ben hier te koomen
beusekom heeft gistere de Ackiet1Acquit: Vereffening van een schuld of rekening ter som van
3000f wt den haech ontfange, maer weet noch
niet waneert het gelt daer van sal konne
ontfangen worde also hij al 2 a 3 ontfangers
daer over heeft aengesproocke die segge heel
geen gelt ter kantoor te hebbe, [daerom]

Mannen rond een tafel betalen geld uit. Daarachter bedienden die geld op de planken opbergen.
Fragment uit: Titelblad met mannen die geld uitbetalen, Bernard Picard, 1704. Collectie Rijksmuseum.

Het wordt allemaal opgepot om straks de troepen van de Hertog van Brunswijk te kunnen betalen, beweert Johan van Reede van Renswoude. Die zouden klaar staan om ten strijde te trekken. Margaretha gelooft daar niets van, want van Godard Adriaan had ze iets heel anders gehoord.

 Brieffragment leger van Brunswijk

[betaelt worde] den heer van rhijnswoude2Johan van Reede van Renswoude
hout seer aen om betaelline voorde subsidie
aende s0 vorste van brunswijck3Rudolf August van Brunswijk-Wolfenbüttel wiens troepe
so hij schrijft staen te Merscheere4marcheren hetwelck
volgens uhEd laeste schrijfve qualijck
kan geloofve, en uhEd best sal weeten,

Vanuit een cartouche kijk een man met een hoekig gezicht ons aan. Hij heeft een stevige neus en een flinke kin. Hij draagt een donkere pruik met krullen en een harnas. Op de rand van het cartouche staat: "Serenissimus princeips Rudolphus Augustus Dux Brunsvic ac Lunaeburg" Onder het cartouche een wapen met links daarvan "Nunc septua" en rechts "Genario Maior".
Portret van Rudolf August von Braunschweig-Wolfenbüttel, Martin Benigeroth, 1680-1733. Collectie Rijksmuseum.

Olifanten

Er zit niets anders op dan kostbaarheden te verpanden. Ze denkt 5000 gulden te kunnen krijgen voor drie gouden ‘koppen’. Blijkbaar zaten daar ook olifantenfiguurtjes op, maar die heeft ze er afgeschroefd. Waar ze het over heeft is niet helemaal duidelijk, maar waarschijnlijk gaat het om onderdelen van de versierselen van de Orde van de Olifant of objecten die daar mee te maken hadden. De Deense Koning had de orde in 1659 aan Godard Adriaan verleend. Het pandhuis vraagt zes procent rente, maar daar hoopt ze vijf of vijfeneenhalf van te kunnen maken.

Brieffragment onderpand lening

ick meen hier ontrent Een som van 5000f
op de 3 goude koppe die ik in pantschap

moet geefven heb de olifpanten daer af ge=
schroeft die ick in hande sal houden, maer
sij wille al ses vant hondert hebbe ben bee=
=sich om te sien oft voor 5 a 5½ kan krijge

Een hanger van een witte olifant met goud afgezet. Achter de oren zit een zwarte man die de olifant bestuurd. De olifant draagt een blauw dekje met daarop een kruis van diamanten. Op zijn rus heeft hij een rode ronde toren ook bezet met diamanten.
De Deense orde van de olifant, Jacques-Evrard Bapst, 1822. Collectie Museum Louvre Parijs.

Gelderse obligatie verkopen?

Omdat er in Amsterdam en Utrecht eigenlijk geen contant geld meer te krijgen is, stelt Margaretha voor om hun Gelderse obligaties op te zeggen. De van Reedes krijgen van de Staten van Gelderland dan 16.700 gulden terug, waarmee ze dan weer hun eigen schulden en onderpanden kunnen aflossen. Dat lijkt haar een goed idee, want wat heeft het voor zin om aan de ene kant rente te betalen en aan de andere kant te ontvangen? Ze heeft weer een mooi spreekwoord: “Hij redt zich wel die het met zijn eigen doet”. Zaken doen met eigen geld werkt het best.

Brieffragment Gelderse obligatie

alst uhEd kost5zou kunnen goet vinde ick wel soude
reesolveere het kapitael ter som van
16700f op de heere van gelderlant staende
in tijts op te segge en van haer weerom
te neeme, en daer meede al onsse oblij
gaesie, en de

verpande weer in te lossen, hij redt hem wel
diet met sijn Eijgen doet, want op d’eene
plaets rente te geefven en of op d’an[dere] te
ontfange is niet als moeijt aen vast

Koperen penning. Voorzijde: leeuw eet druiven van struik binnen omschrift; afsnede: wapenschild tussen jaartal 1622. Keerzijde: ooievaar brengt zijn jong, dat op nest zit een worm binnen omschrift "pietas tvtissima virtvs"
Allegorische rekenpenning geslagen op last van de Staten van Gelderland, 1622. Collectie Rijksmuseum.

Thuiskomst GA vertraagd

In een brief van 28 april heeft Godard Adriaan geschreven dat zijn thuiskomst toch weer vertraagd is. Margaretha had het ook van Johan Pesters gehoord. Volgens hem was het goed dat er nog een poosje iemand namens de Staten in Bremen bleef. Bovendien hadden de diplomaten van de Duitse vorsten en de keizer dat verzocht. Dat kun je de bondgenoten dan niet weigeren vond ook de raadspensionaris.

Een raaf valt een slak aan.
De slak en de raaf, Jacques Callot, 1621-1635. Collectie Rijksmuseum.

Honderd pond pruimen

Gelukkig had Godard Adriaan ook goed nieuws. Al het resterende benodigde hardsteen ligt klaar in Bremen. Margaretha heeft een speciaal verzoek voor een extra vrachtje: als die stenen scheep gaan, zou ze ook graag honderd pond pruimen ontvangen. Ze heeft haar hele leven geen betere gegeten dan de partij die Godard Adriaan de vorige keer had gestuurd! Nu maar hopen dat het schip niet gekaapt wordt door de Fransen. Dat was namelijk gebeurd met twee schepen die tegelijk met het vijfde stenenschip uit Bremen waren vertrokken…

Brieffragment pruimen

[gaende hebbe gesien,] tis mij ock seer lief dat de resteerende
steene nu alt same tot breeme sijn, wenste als die
gesonde worde dat ick noch hondert pont pruijme
mochte krijge weet niet dat ick mijn leefve bee
ter heb gehad als die uhEd lest heeft gesonden,
den schipper die de leste steen heeft gebrocht seijt
datter twee breemer scheepe die met hem van
daer waeren afgevaeren vande franse sijn ge
=noomen, hoope nu wij so naer het onse behoude
hebbe gekreechge, dat het geene noch resteert vange
lijcke wel sal overkoomen, waer meede blijfve

Mijn heer en lieste hartge
uhEd getrouwe wijff
MTurnor

Een vrouw leunt op een tafel en houdt met haar rechterhand twee pruimen omhoog. Haar schort ligt op tafel en daarin heeft ze nog meer pruimen.
Pruimen van meneer, Célestin Deshayes (prent), Jean-Baptiste Greuze (naar), 1839-1857. Collectie Rijksmuseum.

  • 1
    Acquit: Vereffening van een schuld of rekening
  • 2
    Johan van Reede van Renswoude
  • 3
    Rudolf August van Brunswijk-Wolfenbüttel
  • 4
    marcheren
  • 5
    zou kunnen

Een schoon gebouw

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 13 november 1676 Amerongen
Ontvangen Godard Adriaan van Reede 19 november 1676
Lees hier de originele brief

Margaretha is naar Utrecht geweest om de financiën te regelen. Kennelijk wordt Godard Adriaan betaald door zowel de Staten van Utrecht als door de Ridderschap. Van de Staten van Utrecht hebben ze nog een kwart jaarsalaris tegoed en bij de Ridderschap een heel jaarsalaris. Alleen is bij die laatste voor kerstmis niets te verwachten.

Brieffragment geld tegoed

Ameronge den
13 Novem 1676
[rec 19. dito]
Mijn heer en lieste hartge

ick ben twee dage tot wttrecht geweest om te sien
of daer Eenich gelt weegens uhEd tracktement
bij de staete daer ons maer Een vierendeel
ijaers staet te ontfange, en bij de heere Edele
daer ons nu Een vol ijaer goets is, was te
bekoome, maer te vergeefs, bij de Eerste sal
in korte wel gelt sijn, maer bij de ridder =
schap is niet voor in ijanwa of naer kors =
=mis te verwachte, [de heer van schoonouwe]

Afbeelding van het wapenschild van de provincie Utrecht voor een gekruiste bisschopsstaf en een zwaard en bekroond door een mijter. Daaronder een cartouche met de titel.
“Het Neder Sticht van / UTRECHT / bestaet uyt dese drie Leden / Het 1e. Uyt acht Gecommitteerde van de Vijf Capittelen, / Het 2e. Uyt de Edelen ofte Ridderschap, / Het 3e. Uyt de Regeerders der Vyf Steden, / maeckende te samen de Opperhoocheyt deser Provintie, welcker / namen en wapenteeckenen alhier werden vertoont.”, anoniem, 1650-1670. Collectie Het Utrechts Archief.

Bender in en moeter mee deur

Nu de nok op het dak zit, zijn er dakgoten nodig, dus Margaretha moet het lood kunnen betalen. Ze heeft een lening moeten nemen met de obligatie als onderpand. Het is heel vervelend, maar ze is er nu in en moet er dus mee door.

Eerste brieffragment lening
Tweede brieffragment lening

mij Eenich te geefve, daer bij deese ockasie
dat het huijs nu onder dack moet ick niet
naer kan wachten, want het loot moeter

sijn en pront betaelt worden, daer om dan ge –
nootsaeck ben geweest de som van twee duij
sent gul te neegoosgeere daer toe last heb
gegeefve en sal weer Een oblijgasi van
drij duijsent gulde in ostadie moeten gaen
het doet mij wel leet maer bender nu in
en moeter mee deur, [het doet mij te lee]

In een ruimte met een gewelfd plafond staat een grote toonbank, waarachter meerdere mannen staan. Aan de muur planken met daarop papieren. De toenbank staat vol met allerlei goeden, in de ruimte staan mensen te wachten. Een man met een hond legt iets op de toonbank.
Bank van lening, Willem de Keyser, 1657 – 1692. Collectie Rijksmuseum.

Oeps

Inmiddels heeft ze echter een brief van Godard Adriaan gehad, waarin hij expliciet zegt dat ze geen lening af moet sluiten. Het is natuurlijk niks voor Margaretha om niet naar haar man te luisteren. Dus nu doet het haar leeder dan leed. Er lag nog 1000 gulden bij Temminck, maar daar zou ze niet genoeg aan hebben. Bovendien is er hout vanuit Anholt onderweg en dat moet in Hamburg betaald worden. Temminck stuurt het geld naar Godard Adriaan, dus als Margaretha die 1000 gulden op zou maken, zou Godard Adriaan niets krijgen.

Brieffragment over de brief van Godard Adriaan

[en moeter mee deur,] het doet mij te lee
=der om dat ick wt uhEd aengenaeme
vande 7 deeser die heede eerst heb ontfange sien deselfve niet garen had
ick meer geltop die oblijgasie nam, dien
brief quam wat te laet ock kost ick met
de duijsent gul die onder teminck
leijt niet toe, en sal uhEd die niet konne
misse, so wij het ten holtse hout noch
te verwachte hebbe sal te hamburch
weer gelt moeten sijn, [so ick den]

Vergeelde foto met links een zeilschip met diverse masten en heel veel touwen. Het schip ligt met zijn spiegel naar de kade, aan de rechter kant ligt een loopplank. Rechts op de kade liggen gezaagde boomstammen opgestapeld. Op de achtergrond zie je vaag de haven, de kade is verhard met kasseien.
Aangemeerd schip en een lading boomstammen, anoniem, 1880 – 1920. Collectie Rijksmuseum.

Steenhouwer

Kennelijk heeft Godard Adriaan ook geschreven dat hij een steenhouwer uit Bremen naar Amerongen heeft gestuurd. Margaretha heeft nog niets van hem vernomen, maar als hij er is, zal ze alles met hem, Schut en Rietvelt overleggen. Ze zegt het niet hardop, maar waarschijnlijk hoopt ze dat dat een deel van de verwarring zal oplossen.

Eerste brieffragment steenhouwer
Tweede brieffragment steenhouwer

[weer gelt moeten sijn,] so ick den
steenhouder van breeme gesonde
verneeme noch niet sal hem ver
wachte, hierkoomende sal allesmet

hem schut die weer hier is en rietvelt over
legge, [gistere naer middach weer hier]

Verrassing!

Toen Margaretha terug kwam uit Utrecht, wachtte haar en verrassing. Ze trof niemand minder dan Zijne Hoogheid de prins van Oranje die haar bouwplaats aan het bewonderen was. Nog een geluk dat Margaretha haar Visbach bij de zieke Godertge thuis gelaten had. Ze had pas om tien uur geweten dat de prins met een klein gevolg zou komen en had hem toch een goede maaltijd voor gezet. Met zijn volle buik was hij het kasteel in aanbouw aan het bekijken en hij herhaalde maar dat het een zeer schoon gebouw is…

Brieffragment over de prins van Oranje

legge, gistere naer middach weer hier
koomende vont ick sijn hoocheijt, die smid
=daechs hier inhuijs had gegeeten niemant bij
hem hebbende als bentin1Hans Willem Bentinck ouwerker
=cke2Hendrik van Nassau Ouwerkerk en twee graefges van van nassou
het kleijne graefge met sijn broedert
het was geluck dat ick visbach
bij godertge had thuijs gelaeten, die
van sijn hoocheijts komste niet voor
smergens te tien Euren had geweeten
ick vont hem opt werck dat hij wel
door sach en seijde hem heelwel aente
staen reepeteerende wel 2 a 3 mael
dat het Een seer schoon gebou is, [hij]

Op een koffiebruin paard dat zijn knieën hoog optrekt zit een lange slanke man fier rechtop. Hij heeft lange krullen, droevige ogen en een grote neus. Hij draagt een zwarte hoed met witte veren. Een bewerkte jas en lange zwarte laarzen.
Stadhouder Willem III te paard naar links, anoniem, 1688 – 1698. Collectie Rijksmuseum.

Ontslag

Margaretha heeft zoveel pijn aan haar tanden dat het haar niet lukt om verder te schrijven. Gelukkig weet ze er nog wel een naschrift uit te persen met wat positief financieel nieuws: ze kan de metselaars ontslaan zodra de scheidbogen in de kelder klaar zijn! De dagen worden korter, dus ze doen steeds minder terwijl de daghuren gelijk blijven. Ach, en Voetius is overleden…

Tandpijn metselaars en voetsius

Eer hij van hier reedt en heel quaet weer, nu moet ick
dees Eijndige heb sulcke pijn in mijn tande
dat niet weet waer mij berge sal kan de pen
niet langer voeren blijf

uhEd getrouwe wijff
MTunor

met dit quaet weer
en korte dagen So haest de scheijt
booge geslage sijn
sal de metselaers kasseere want sij
bedrijfven weijnich
en de dachhueren
gaen om de reeckenine
loopen hooch

den heer voetsius
is is overleeden was
88 ijaeren out

Borstbeeld rechts in toga in ovaal. Een oudere man met een hoge voorhoofd en mutsje waar dunne krullen onderuit komen. Hij heeft een rechte neus, priemende ogen en een strakke mond.
Portret van Gijsbert Voet (1589-1676) hoogleraar in de theologie aan de Utrechtse hogeschool (1634-1676) Kopergravure van Joannes van Munnickhuysen, eind 17de eeuw, naar een schilderij van Nicolaas Maes uit ca.1665. Collectie Het Utrechts Archief
  • 1
    Hans Willem Bentinck
  • 2
    Hendrik van Nassau Ouwerkerk

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén