Naast de aankoop van de molen schrijft Margaretha op 15 februari ook over de werving. Voorbereidingen op de aankomende oorlog gaan door en de Staten van Utrecht en de Staten van Holland werven meer en meer soldaten. Margaretha is echter niet echt te spreken over de kwaliteit van deze soldaten:
[jo sefs te harte neemt], men heeft in den haech en
te wttrecht tot de nieuwe werfvine de offisiers
gemaeckt so geseijt wort sijnder Eenige fraeije
lie1lieden onder, maer meest sulcke slechte en dron-
cke bloede dat het bedroeft is, vermidts menno menspreeckt van noch booven dit niewe volck
30000 man te werfve vrees ick dat se die volcke=
=ren van de goede gein tensioneer de2Van intentioneel: bedoelingen, intenties vorste niet
sulle aeneeme, en hier meer volck te werfve weet
ick niet waer sijse krijge sulle, wanter seer weij
=nich liede van merijte3verdienste te wttrecht sijn ge-
weest die haer nu tot deese werfvine hebbeaeeaen gepreesenteert maer in hollant seijt
=mee datse al braefve4dappere offijsier hebbe laeten gaen
, men spreeckt ock te wttrecht vande bekende
kompangi dat die so qualijck gehoude wort
dat se heel te niet gaet en nootsaecklijck sal moete
vergeefve worde [tot het geene uhEd]
Margaretha maakt zich zorgen: nu wordt er al slecht volk geworven maar er zijn plannen om daarbovenop nog eens dertigduizend extra soldaten te werven. Waar moeten ze vandaan komen? Enkel tijd zal leren hoe deze pasgeworven troepen zijn in de strijd.
- 1lieden
- 2Van intentioneel: bedoelingen, intenties
- 3verdienste
- 4dappere
Geef een reactie